Brenda liep een trauma op van de bevalling van haar eerste kind. Toen ze vervolgens zwanger bleek van een tweeling die er via de natuurlijke weg uit moest, volgde ze EMDR. Hoe dat afliep?
Mijn ogen volgen het groene lampje dat in hoog tempo van links naar rechts schiet. In mijn oren klinken zachte klikjes door de koptelefoon, in een onregelmatig ritme. De therapeut heeft me gevraagd terug te denken aan het laatste stuk van de bevalling van mijn oudste. Een traumatische, gecompliceerde 24-uursworsteling met bijna fatale afloop voor hem. Ik zit middenin een serie EMDR-zittingen, want: er moeten nog twee baby’s uit mijn buik. Via mijn vagina, want: ze liggen goed en er is dus geen medische indicatie voor een keizersnede.
Met mijn blik op het lampje stijgt de paniek op die ik toen ook voelde. Het romantische beeld van bevallen op een baarkruk was veranderd in liggen in een ziekenhuisbed met toeters en bellen. Verpleegkundigen die mijn benen naar me toe trokken en vasthielden. Ik was al 2,5 uur iedere paar minuten aan het persen, verging van de pijn, maar er was nog steeds geen baby. Station wanhoop lag al ver achter me, ik kón niet meer. Mentaal machteloos en moegestreden, mijn lichaam in de overlevingsstand. De weeënopwekker nam mijn uitgeputte lijf ruw mee in hevige persdrang; ik kon niets anders meer dan schoppen en kronkelen bij iedere wee. Ik hoorde mezelf roepen: ‘Hij moet er NU uit, zo gaat hij dood! Snij me open!’
Niemand schonk aandacht aan mijn rauwe noodkreten.
Het schijnt dat heel veel vrouwen dat roepen in het heetst van de strijd die bevallen heet. Niemand schonk dan ook aandacht aan mijn rauwe noodkreten. Totdat de piepjes op de hartmonitor naast mijn bed vertraagden. Iemand draaide de volumeknop uit, de gynaecoloog trok een metalen apparaat tevoorschijn en riep dat ze me ging helpen omdat ‘de baby niet meer zo blij was’. Het vervolg? Iets met een schaar, een vacuümpomp waar ze met haar hele gewicht aan hing (shit, ik had mijn ogen dicht moeten houden), nog steeds geen kind, nog een keer die pomp, een scheur en een donkerblauwe baby die op me werd gelegd. ‘Hij huilt niet!’ piepte ik.
De toegesnelde kinderarts lapte mijn zoontje op. Hij bleek knel te hebben gezeten met zijn schouder in het geboortekanaal, en heeft in het laatste stuk (waarin hij zelf vermoedelijk ook in paniek raakte) de navelstreng om zijn nek gekregen. Terwijl ik onverdoofd gehecht werd, keek ik naar hoe witte pakken met hem bezig waren op de reanimatietafel. Een zuurstofkap op zijn snoetje, mijn man die probeerde niet aan de kant geduwd te worden. Niet veel later kreeg ik hem eindelijk, normaal van kleur en beweeglijk, op mijn borst gelegd. Tranen van opluchting, maar vooral ook van verslagenheid over wat ons de afgelopen uren samen was overkomen. Ook hij was in shock: tien uur lang kon hij niet huilen en wapperde hij nerveus met z’n handjes.
Terug naar de kamer van mijn psycholoog. Mijn benen schoppen zoals tijdens de laatste persweeën, ik kan er niets aan doen. Geradbraakt maar rustig verlaat ik na een uur haar kamer. De tweeling in mijn buik is druk: ze hebben mijn stress gevoeld. Maar ik doe het voor hen, zodat ik zonder angst aan hun geboorte kan beginnen. En met succes: een maand na afronding van de therapie breken mijn vliezen. In twaalf uur tijd zet ik vol vertrouwen, met drie kwartier ertussen, twee baby’s van 34 weken op de wereld, huilend en wel. Apetrots ben ik op mezelf. De nasleep is totaal anders, niks geen trauma dit keer. Ik kan nu genieten van mijn baby’s, ben niet de hele tijd panisch dat er iets met ze is omdat ík ze er niet uit kreeg, geen razernij en flashbacks als ik iemand over bevallen hoor praten. Zo kan het dus ook! Een nare ervaring is opgeruimd, en afgetopt met een betere. Hoppa.
Geen reacties