‘Mijn benen zijn dik.’
‘Hoe kom je daar nou bij?’ Ik kijk mijn 8-jarige dochter verbaasd aan.
‘Nou kijk, als ik zo zit.’ Ze duwt haar benen tegen de zitting van de autostoel.
‘Dat is bij iedereen zo die zijn benen platdrukt!’ roep ik.
‘Niet. Pien heeft dat niet en Saar ook niet.’
‘Zij zijn heel anders gebouwd dan jij!’ Mijn stem klinkt harder en hoger dan ik wil.
‘Ik wil ook zo zijn.’
‘Iedereen is anders lieverd. Papa en ik zijn allebei geen sprietjes, dus dan is de kans klein dat jij dat wel bent. Jij bent heel sterk, je kan in bomen klimmen en in ringen hangen en heel hard rennen.’
‘Maar Otis is wel een sprietje!’ Nu is het haar beurt om verontwaardigd te zijn.
Daar heeft ze een punt, haar broer is een typische lange slungel.
‘Otis krijgt later misschien wel een buikje, net als opa.’
Mijn dochters opmerking over haar benen blijft die dag door mijn hoofd zingen. Als ze dit nu al denkt, wat wordt dat dan in haar puberteit? Ik zie mezelf nog als meisje uren voor de spiegel staan trekken en duwen aan mijn benen in een poging ze in een andere vorm te plooien. Ik vond het olifantenpoten, die ik altijd opgetrokken had als ik aan het strand lag, dan leken ze slanker, en droeg rokjes en jurkjes omdat je daar de olifantenpotenvorm niet in zag.
‘Jij hebt geen knieën.’
Ik was zestien en keek mijn vriendin T. verbaasd aan. ‘Dit zijn toch echt mijn knieën,’ zei ik en wees er beledigd naar.
‘Ze zijn rond in plaats van vierkant. Ik vind ze raar.’
Ik richtte mijn blik op die van haar, die inderdaad een scherpere, knokigere vorm hadden. Vergeleken met T’s knieën leken de mijne op te gaan in mijn benen. Tot haar opmerking had ik het me nooit gerealiseerd, maar vanaf dat moment wilde ik naast mijn benen ook mijn knieën verhullen.
Twee kinderen en bijna dertig jaar later hebben mijn benen en knieën nog steeds dezelfde vorm, en is er een zacht kussentje op mijn buik en wat kilo’s bijgekomen. Dat is niet gek gezien mijn enigszins mateloze karakter, mijn liefde voor lasagne met mozzarella, witte wijn, chocola, vers brood met volvette kaas en Vlaamse friet met mayo. Ik koester mijn lijf en mijn maat 42 intussen, ik ben het dankbaar voor wat het allemaal kan. Om te zorgen dat ik bovenstaande kan blijven eten, doe ik aan krachttraining, wandel en ren door de bossen ook als ik daar geen zin in heb, en komt er geen pot speculoos of rol chocoladekoekjes het huis in.
‘Mijn moeder draagt geen jurken want ze vindt zichzelf te dik,’ zei laatst een vriendin van mijn dochter toen we mijn nieuwe jurk bespraken.
‘Mijn moeder eet nooit brood, ze zegt dat je er een dikke buik van krijgt,’ vertelde een ander toen ik een boterham met hagelslag wegwerkte.
‘Mijn moeder vindt suiker vergif,’ mompelde de derde toen ze een snoepje mocht uitkiezen.
Opmerkingen die door mijn ziel snijden. Zoveel vrouwen oordelen zo sterk over eten, over zichzelf en daardoor ook over hun dochters voor wie ze een voorbeeld zijn. Ik zou het soms wel willen uitschreeuwen: koester je lijf dat kinderen baarde, smul van het eten dat we in dit land tot onze beschikking hebben, ren met regelmaat een rondje of maak een wandeling, doe squats en sit-ups. Dat is goed voor je lijf en gezondheid, en voor voor je dochters aan wie je zo zelfliefde doorgeeft, iets wat ze de rest van hun leven kunnen gebruiken.
‘Ik vond mijn benen vroeger ook te dik,’ zeg ik die avond tegen mijn dochter.
‘Echt?’ nu was het haar beurt om verbaasd te zijn.
Ik knik. ‘Maar nu vind ik ze prachtig.
‘Hoe komt dat dan?’
‘Ze passen perfect bij mij.’
Geen reacties