We hebben een nieuwe blogger! Lianne is woordkunstenaar, feministe, self-care activist, schrijfjuffie én mama van de twee gezelligste ‘monstertjes’ van Rotterdam. Ze heeft een meisje (bijna 4) en een jongetje (bijna 2) en schrijft hier over haar moederavonturen.
Het was iets voor achten in de ochtend, ze lag in een wiegje van doorzichtig plastic naast mijn bed en ik keek naar haar. Anne-Rosie. Ze was een paar uur eerder echt uit mijn punani gekomen, ik had haar echt al aangekeken en geroepen ‘wat is ze mooi en jezus wat heb ik pijn in mijn puni!’ maar nu ik haar in het daglicht zag, dacht ik: wie is die baby en hoe kom ik eraan?
Ik propte een stuk witte chocolade in mijn mond (had ik erg gemist door mijn zwangerschapssuiker) en vroeg me af of alle nieuwbakken moeders dit hadden. Ik dacht van niet. Ik had eigenlijk alleen gehoord: ‘Als ze er is, valt alles op z’n plek. Je bent meteen mama.’ Ik had niet gehoord: ‘Als ze er is, vraag je je eigenlijk meteen af hoe dit in godsnaam is gebeurd en of het wel zo’n goed idee was; dat hele moederschap.’
Ik keek nog eens naar haar. Naar dat boeddha-achtige gezichtje, het donkerbruine haar (of was dat opgedroogd bloed?) en die kleine vingertjes. En toen voelde ik het: ja, ik houd van je, al ken ik je niet. Je bent een deel van mij, kleine vreemdeling.
Na een half jaar zei ik op een avond zelfs: ‘Ik ben aan haar gewend.’
In de maanden die volgden lagen we lekker in bed of op de bank, we lachten (of nou ja; ik en dan ook soms), we huilden (ja wel echt allebei), we sliepen (soms), we leerden elkaar kennen. Na een half jaar zei ik op een avond zelfs tegen mijn vriend: ‘Ik ben aan haar gewend.’ Ik was content: ik was moeder, had een baby die ik kende en ik was normaal.
Tot ik haar hoorde huilen. Er schoot iets in mijn buik bij het horen van dat geluid. Want het was niet het babyhuiltje dat ik gewend was. Het klonk anders. Het babykrijsen was eraf… Mijn vriend leek het niet te merken en liep naar haar toe.
Oké. Geen paniek. Je bent mama. You got this. Nee. Wel paniek! Was ik er net aan gewend dat ik een baby had, kende ik haar een klein beetje, moest ik nu accepteren dat ze voortdurend zou veranderen. Haar lijf, haar gezicht, haar lachen en huilen, ze zou gaan praten, meningen hebben, boos worden, verdrietig zijn, de wereld bezien op een bepaalde manier, en dan weer op een andere, zelfvertrouwen hebben of juist ontberen. Ze zou liefhebben, een gebroken hart krijgen, falen, opstaan, haar weg zoeken met zichzelf, met het leven. En met al die veranderingen, moet ik haar moeder zijn. Moet ik haar niet alleen in leven houden, maar ook troosten, ondersteunen, wijze dingen zeggen, slimme beslissingen nemen.
Een moment was de oude angst terug; dat kan ik echt niet. Maar toen mijn vriend haar met haar nieuwe huiltje en al in mijn armen legde, en ze rustig werd toen ik zong, voelde ik dat hij en ik de enigen ter wereld zijn die dit per definitie wél kunnen. Alles wat ze is, bestaat ook in ons. Met mijn wijsvinger aaide ik over haar wang. ‘Ik houd zoveel van je, lief monstertje’ fluisterde ik. Haar oogjes vielen weer dicht, ik kuste haar wang zachtjes en we waren goed. Voor altijd. Want ik besefte me dat hoewel ze altijd zal blijven veranderen, ze ook altijd een deel van me zal zijn.
Geen reacties