Maud’s baby is al weer zeven maanden oud. Als fanatieke skiër vindt Maud het de hoogste tijd om ook eens met baby op wintersport te gaan…
“Zullen we in de zomer op huttentocht gaan in de bergen?” stelde de man twee weken geleden enthousiast voor. Ik trok mijn neus op. “Met Maud op huttentocht?” reageerde mijn moeder verbaasd. Het was haar oppasdag, de laatste voor onze vakantie. “Die houdt helemaal niet van wandelen!” Ze stond met ons kleine ventje voor me, die zijn armen naar mij uitreikte. “Wat een ideeën heeft die papa, hè schatje.” Laten we eerst maar eens de sneeuw overleven,” besloot ik.
En hier zijn we dan. Precies een jaar na mijn bollebuikervaring op de ski’s, mag ik er nu gelukkig weer op zonder extra kilo’s, maar mét een vrolijk toekijkend mannetje in de armen van opa en oma op het hotelbalkon. “Gaan we sleeën?” roep ik hem toe. Onze vrolijkerd van zeven maanden kijkt overal naar, behalve naar zijn moeder, die als een ware vrouwelijke Romeo onder zijn balkon staat. De besneeuwde bomen, de stoeltjes van de skilift, de skiërs die in straf tempo de berg af suizen: zijn hoofd beweegt van het een naar het ander.
In het skihok verlos ik mijn voeten van de zware schoenen, om boven op de kamer eindelijk weer zijn stralende lach te zien. Enthousiast grijpt hij zich vast aan mijn bovenarmen. Uit de grootste koffer die we mee hebben, verzamel ik zijn thermokleding, skisokken met monsters erop, een setje gewone kleren, handschoenen, muts en skipak. Ik ben er helemaal klaar voor om mijn zoon de lol van sneeuw te leren kennen. De nieuwe slee staat beneden al klaar.
Hij kreunt bij het aandoen van de eerste laag en lijkt te willen zeggen: “Doe me niet nóg meer kleren aan!”
“Arm kind, kom maar hier,” hoor ik de man ineens zeggen, en hij grijpt ons Michelin-mannetje van het bed. “Pak beter deze,” zegt hij grijnzend en werpt me de draagzak toe. “Ik heb een prachtige wandeling gevonden.”
Wintersport staat voor mij al jaren gelijk aan snelheid; kriebels in mijn buik bij het van de bergen afsuizen. Sleeën komt in elk geval dichter in de buurt dan traag en saai wándelen.
“We gaan met de gondel, de wandeling start boven.” Oké dan, dat is toch nog een beetje actie. Ook al had mijn moeder gelijk, de draagzak wint. Ik installeer onze ‘mupsie’ met zonnebril en muts in mijn buidel.
Op 2.000 meter hoogte is de zon voelbaar dichterbij. Uit een glimlachend knikje van de man maak ik op dat ons doel recht voor ons ligt: het hoogste punt, met kruis en al, precies zoals in de films. De sportvrouw in mij staat op en duwt zichzelf plus baby de mulle sneeuwberg omhoog. “Voorzichtig,” waarschuwt mijn eega voor het ijzige laatste stukje.
“Wauw,” zucht ik boven. We zijn er. Samen. Gewandeld. Overal om ons heen bergtoppen, de wind waait door onze haren. En kleine smiley geniet zichtbaar mee. Ik reik uit naar mijn man en geef hem een kus. “Wat een geweldig idee.”
Geen reacties