Inge is getrouwd en moeder van een zoon van twaalf en een dochter van zes. Wat ze als weerbaarheidstrainer aan kinderen en hun ouders probeert mee te geven, vergeet ze zelf nogal eens toe te passen.
“Ik wil gewoon dat je me brengt, mam. Tot op het schoolplein. Dan geef ik je een kus en loop ik naar binnen.”
Ik luister naar het doordachte voorstel van mijn zoon. Ik val even stil om wat moed bij elkaar te rapen. Ik zie mezelf al staan als enige moeder tussen al die aanstaande brugpiepers. Al die andere moeders op veilige afstand achter het hek. Of misschien wel gewoon thuisgebleven. Ik heb het váák genoeg meegemaakt.
“Nee, dat ga ik niet doen, schat,” zeg ik iets strenger dan ik bedoel. “Echt niet.”
Al twaalf jaar beweeg ik met hem mee waar het nodig is. Geef ik hem de tijd om alles op zijn eigen tempo te doen. Bij zijn danslessen, toen hij hele lessen aan de kant bleef zitten. Bij turnen toen hij niet eens de zaal in durfde. Bij zijn eerste voetbalclinic, waar hij zich huilend aan het omkleden was. Bij de eerste paar volleybaltrainingen, waar zelfs zijn best vriend niet genoeg veiligheid bood. Ik ging mee, stond naast hem, zei troostende woorden, haalde diep adem. Want diep van binnen wilde ik het liefst dat hij gewoon lekker mee kon doen. Zonder teveel na te denken. Zonder bang te zijn voor het onbekende. Zonder zorgen.
Maar ja, zo ís Quin niet.
Met vallen en opstaan heb ik geleerd dat teveel mee bewegen niet goed is
Met vallen en opstaan heb ik geleerd dat teveel mee bewegen niet goed is. En helemaal niet meebewegen, en hem pushen, ook niet. Hoe kun je nou van je kind verwachten meteen ergens aan mee te doen als hij dat gewoon echt veel te spannend en eng vindt? Mantra’s als ‘kom op, je kunt het!’ en ‘het is helemaal niet eng, joh’ maakten hem alleen maar nog bozer en nog stuurser. En terecht denk ik nu.
Ik zeg dat ik het heel goed begrijp dat hij wil dat ik meega naar zijn nieuwe school. En dat ik het heel goed snap dat hij het super spannend vindt om kennis te maken met zijn nieuwe klasgenoten. “Dat ís ook spannend.”
Hij laat zijn koppie hangen.
“Maar ik moet leren het zelf te doen, toch, mama?” herhaalt mijn zoon een van mijn vele andere mantra’s. Want naast meebewegen heb ik hem, waar ik maar een opening zag, gestimuleerd om stappen te zetten. Zelf een ijsje te halen. Zelf een boodschap te doen. Zelf zijn brood klaar te maken.
“Ja, schat, dat klopt.”
En dit is zo’n moment. Ik stel voor om samen met zijn beste vriend naar de kennismakingsdag te fietsen.
“Ok,” zegt monter. “Ik app hem wel even.”
“Goed idee!” roep ik blij.
En? vraag ik als hij weer terugkomt.
“Er stonden echt heel veel ouders op het schoolplein, mam. Je had me best kunnen brengen.”
“Oh,” antwoord ik ietwat verbouwereerd.
“Maar ik ben eigenlijk heel blij dat ik alleen gegaan ben!”
Geen reacties