Lees

Liever met papa

‘Nee, ik wil niet met jou. Ik wil met papa.’

Hij zegt het met een klein stemmetje. Hetzelfde stemmetje dat hij ook opzet als hij nóg een snoepje wil en eigenlijk allang weet dat hij er niet nog eentje mag. Alsof hij nu ook bijna voelt wat de impact van die woorden is.

Ik schrik en voel een steek in mijn buik.

Het schijnt dat op een hersenscan de pijn van afwijzing is terug te zien in dát deel van de hersenen waar je ook fysieke pijn registreert. Nou, volgens mij klopt dat wel.
‘Prima,’ zeg ik monter en draai snel mijn rug naar hem toe om de tranen die achter mijn ogen prikken voor hem verborgen te houden.

Tuurlijk mag hij liever iets leuks met zijn vader gaan doen. Pfff, uiteraard! Heel goed dat hij dat aangeeft. De ene keer heb je nou eenmaal meer zin om iets met je vader te doen dan met je moeder. Moet kunnen. Dat is helemaal niet erg. Hoe vaak ik het ook tegen mezelf zeg: dit mantra helpt helaas niets tegen die pijn in mijn buik.

De afgelopen weken liepen we allemaal een beetje op ons tandvlees. Niet meer de regelmaat van elke dag op dezelfde momenten dezelfde taakjes, maar schoolreisjes, juffendagen, verkleedpartijen, drukke zomerfeestjes met optredens en schmink, tranen bij het afscheid nemen van de juf en het grote onbekende van groep 4. Al die spannende dingen begonnen een beetje zijn tol te eisen. Er gebeurde zoveel in Quins koppie dat hij er zelf ook geen raad mee wist. Televisiekijken was eigenlijk het enige wat hij kon. Skelteren, fietsen, naar zijn vriendjes; hij wilde het allemaal niet.

Laat staan een knuffel van zijn moeder.

‘Hé Quin, vertel eens. Waar heb je zin in?’
En een afgewezen moeder wil antwoorden.
‘Zullen we naar bioscoop gaan om de vakantie te vieren?’
Dus stelde ik vragen. Veel te veel vragen.
‘Ga je mee een stukje fietsen?’
‘Of wil je naar het zwembad?’
‘Gaat het wel?’
‘Wil je liever even een uurtje naar bed anders?’
‘Zullen we samen een ijsje gaan eten?’
‘Misschien een stukje met de bus en de trein?’

Tegen beter weten in hoop ik dat er tussen al die vragen iets zit, waar hij ineens heel blij van overeind springt en roept: ‘Ja, dát wil ik, mama!’
En dat laatste gebeurde uiteindelijk ook.
Alleen wilde hij niet met mij. Maar met papa.

En om het allemaal nog pijnlijker te maken, fluisterde hij: ‘De volgende keer ga ik weer met jou, oké, mama?’

En weer draaide ik me om. Opnieuw mijn tranen verbijtend.

 

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

2 Reacties

  • Reageer Josine 25 juli 2017 at 20:50

    Gewoon even een dikke knuffel voor jou. Omdat ik me het gevoel zo voor kan stellen; ons jongetje is nog te klein, maar ik weet dat dit moment ook hier vast een keer gaat komen. En dan is het zo fijn te weten dat ik niet de enige ben die de tranen weg moet drukken. Wat fijn dat je het zo mooi verwoord hebt opgeschreven! En inderdaad: het geeft niet. Ze mogen ook zijn hebben in een mannendag. Slik 😉 Xx

    • Reageer Inge van der Schee 27 juli 2017 at 08:19

      Dat is lief!

    Laat je reactie achter