Ik hoop dat hij geen onderkin krijgt. Dat zijn haar krult, zijn voeten recht naar voren in plaats van iets opzij staan en allebei even groot zijn. Dat hij zelfverzekerd, lief voor zichzelf, flexibel, kwetsbaar, energiek en veerkrachtig is. Niet angstig en eigenwijs.
Ik sta in de zojuist door Joost uitgeklede holle ruimte die over een paar maanden dienst zal doen als babykamer. Terwijl ik uit het raam staar droom ik over de uiterlijke en innerlijke kenmerken van onze kleine man die hier tegen die tijd hopelijk rustig ligt te slapen. Als ik verder fantaseer realiseer ik me dat eigenlijk alles waarvan ik hoop dat hij het wel heeft of wel doet, precies datgene is wat ik mis of niet beheers. En vice versa. Want ik wil zo graag dat de dingen waarmee ik worstel, hem bespaard blijven.
Zeker tijdens mijn zwangerschap word ik dagelijks geconfronteerd met mijn eigen tekortkomingen. Niet qua uiterlijk, want aan mijn ietwat slungelachtige lijf dat dagelijks balanceert op scheve en ongelijke voeten terwijl mijn onderkin vrolijk de dag door danst kan ik – in ieder geval zonder plastisch chirurg – niets veranderen. Nee, ik heb het over mijn niet altijd positieve karaktertrekken die de laatste maanden qua omvang met Gerritje mee lijken te groeien.
Mijn onzekerheid en angst overspoelen me de laatste tijd bijvoorbeeld regelmatig. Peuter ik net de laatste pepernoot uit een zak die tot tien minuten geleden nog dicht zat, besef ik opeens dat er kaneel inzit en dat je daar als zwangere vrouw niet te veel van mag eten. Paniek! En dat ‘lief zijn voor jezelf’ is een bijna onmogelijke opgave als je dat – zoals ik – gelijk stelt aan ‘alle ballen in de lucht houden’. Want alleen als ik een goede vriendin, zus, dochter, zwangere vrouw en tekstschrijver ben, gun ik mezelf wat zelfliefde. Wat de definitie van ‘goed’ is verschilt per dag. Of per uur. En dan heb ik het nog niet eens gehad over mijn ietwat onderontwikkelde flexibele kant. Als ik per ongeluk eens een steekje laat vallen of mijn goed gestructureerde planning onverwacht in de soep loopt, barst ik van frustratie uit elkaar. Volgens Joost ben ik ook nog eigenwijs, omdat ik weiger om ’s middags even op de bank te gaan liggen, als wapen tegen mijn slopende energietekort. Ik ben toch geen 89?!
Als ik een dag later op de fiets naar mijn werk zit bedenk ik of er ook dingen zijn die ik wel hoop dat Gerritje van mij heeft. Gelukkig voor mijn zelfvertrouwen kan ik wat bedenken. Naast mijn dikke haar, grote ogen en lengte hoop ik dat hij mijn verantwoordelijkheidsgevoel, discipline, betrokkenheid en perfectionisme meekrijgt. Maar niet te veel van alles, want ik weet uit ervaring dat ook de medaille van deze goede eigenschappen een keerzijde heeft.
’s Middags stuur ik Joost een appje om te laten weten dat ik naar huis kom. Het is vier uur en ik wil niets liever dan even op de bank neerploffen voordat we gaan eten. Ik kan het niet laten erachteraan te sturen dat hij nu nooit meer mag zeggen dat ik eigenwijs ben. En mocht Gerritje dat wel zijn, dan heeft hij dát in ieder geval niet van mij.
Geen reacties