Het is kwart over vijf ’s ochtends en de tranen stromen over mijn wangen. Ik knuffel Joost harder dan hem lief is en tussen lange halen en snot dat uit mijn neus zo zijn nek in drupt door vertel ik wat hij een paar uur eerder al besefte: als alles goed gaat zijn wij binnen 24 uur vader en moeder van een zoon.
Een half uur eerder stond de verloskundige voor de deur. Joost had haar gebeld nadat ik al de halve nacht van de ene naar de andere pijnscheut in mijn buik ijsbeerde. Terwijl hij de tijd opnam tussen de momenten waarop ik voorover hangend probeerde de ademhalingsoefeningen die ik tijdens de zwangerschapsyoga zo vaak had geoefend in de praktijk te brengen, vroeg ik me alleen maar af of dit het nou was. Waren dit weeën? Of had ik gewoon iets verkeerds gegeten? Ergens wist ik het antwoord wel. Ik had Joost de avond ervoor niet voor niets voordat hij bij vrienden ging eten gevraagd of hij niet wilde drinken zodat hij nog kon rijden. Toch was het enige wat ik nu wilde: bevestiging. En die gaf de verloskundige door te zeggen dat ik vier cm ontsluiting had.
Enkele weken voor dit moment bespraken we met haar het ‘bevalplan’. Ik had geen idee wat ik daarin moest aangeven. In welke houding ik wil bevalling? Graag zo charmant mogelijk… Of ik pijnbestrijding ga gebruiken? Ik ben toch geen watje… Had ik toen op bijna geen een vraag een zinnig antwoord, op het moment suprême weet ik precies wat ik wil. Een soort oergevoel maakt zich meester van me. De twijfel en onzekerheid die me zo vaak overvallen zijn nergens te bekennen. Ik heb het nog nooit gedaan, maar mijn lichaam weet precies hoe dit moet. Ik doe m’n best om te onthouden hoe dat werkt, zodat ik het vaker in kan zetten.
Wanneer twee uur later in het ziekenhuis mijn vliezen breken maar de ontsluiting nog geen halve centimeter meer is geworden, stap ik onder de douche. Het warme water doet niet alleen mij maar ook de weeën goed, want die worden heftiger en de tijd ertussen om op adem te komen verdwijnt. Het enige wat ik wil is een ruggenprik. Niet straks, maar nu. Wanneer de verloskundige vertelt dat ik moet wachten op de anesthesist die ‘m kan zetten, houd ik het niet meer. Ik vraag iedereen die binnenkomt – van de schoonmaakster tot de cateringdame – of ze me niet zijn vergeten. Wanneer de verlossende vloeistof uiteindelijk in mijn rug wordt gespoten, ontspan ik. Binnen vijf minuten verplaats ik me van de hel in de hemel. Terwijl de monitor aangeeft dat de weeën zijn werk doen, dommel ik weg en lees ik wat. Wat gun ik elke vrouw die moet bevallen deze rust.
Een paar uur later is de prik uitgewerkt en maak ik me klaar voor waarschijnlijke het meest bijzondere moment uit mijn leven. Ik pers, puf, zucht, kerm, knijp en tril. Onze zoon blijkt net zo ongeduldig als ik, want twintig minuten later wordt hij geboren. Ik kijk naar het kleine, warme hummeltje op mijn buik en de tranen stromen voor de tweede keer over mijn wangen. Wat is hij mooi en helemaal perfect. Hij doet zijn ogen open en kijkt me aan. Ik kijk terug en de liefde overspoelt me. Elke vezel in mijn lijf schreeuwt wat dit lieve mannetje allang weet. Ik ben moeder.
Geen reacties