Lees

Hoop

Natanja blogt over haar leven als moeder van een dochter van tien en een zoon van zeven. Met wie ze zo graag haar eigen jeugdervaring zou willen delen. Zal het nog eens lukken?

Het is mijn meest gekoesterde jeugdherinnering. Een ervaring die ik zo graag eens met mijn kinderen zou willen delen. Een week geleden had ik nog hoop. Jaloers ben ik op vriendinnen uit het zuiden die jaarlijks carnaval met hun kinderen vieren en zo hun tradities doorgeven. Mij rest niets anders dan jaar na jaar te wachten op weken extreme vrieskou. En iedere winter vertel ik weer aan mijn kinderen hoe dat was, vroeger, de Elfstedentocht.

Die keer dat ik, vijf jaar oud, om vier uur ’s nachts zachtjes wakker werd geschud. Aan mijn bed stond mijn moeder. ‘Opstaan meissie, we gaan naar de schaatsers kijken.’ Met een warme washand poetste ze de slaap uit mijn ogen, smeerde vaseline op mijn wangen en wikkelde me als een mummie in winterkleding. Een uur later stond ik rillend van vermoeidheid en de oostenwind tussen mijn ouders op de Geeuwbrug. Toch kon de kou me niet deren, want met een bonzend hart van opwinding keek ik naar de voorbij razende kopgroep van de Tocht der Tochten. Ergens achter een bivakmuts zat Evert van Benthem, maar het peloton was in een poep en een scheet voorbij. Het geluid van de vele ijzers op het zwarte ijs, de schijnwerpers die de schaatsers in het vroege donker begeleidden en het gejuich van alle mensen langs de kant – het staat met gouden pen in mijn geheugen gegrift.

Wat zou het mooi zijn

Heel even leek het er op. Meteorologen spraken over een gunstige weerpluim. Het eeuwige hoofd van Wennemars schoof aan bij de talkshows om te speculeren over een mogelijke tocht. In de digitale wandelgangen vroeg men zich af of de ijsmeesters bij elkaar zouden komen. Oh, dat gevoel dat weer boven kwam. Zou het echt, dit jaar? Wat zou het mooi zijn, als alle schaatsliefhebbers zich door de hele provincie weer eens langs de route kunnen verzamelen. Als winkels sluiten vanwege het ijs en niet door corona, als de kroegen open gaan, we zonder anderhalve meter afstand de sportievelingen kunnen aanmoedigen, stampend tegen de kou, Beerenburg in de binnenzak en meehossend met de lokale fanfare. 

Maar het werd ‘m niet, want eigenlijk was pas de halve route bevroren. En oh ja, we zitten in een lockdown. Ter vervanging stond ik de afgelopen dagen juichend langs de plaatselijke slootjes mijn kinderen aan te moedigen. En vandaag staar ik weemoedig uit het raam naar de tuin, waar de laatste hoopjes sneeuw in drab veranderen. 

Toch heb ik door de kou van de afgelopen week weer hoop voor de toekomst. Ik zet gewoon al mijn zinnen op volgend jaar. Dan komt er én een tocht, en de wereld is weer open. Mijn gezin weet het: ik hoef maar één zin te horen en ik meld de kinderen ziek op school wegens schaatskoorts. Voor mijn part nodig ik de leerplichtambtenaar uit om mee af te reizen naar het noorden. Ik vertel mijn baas en klanten dat ik een dag niet beschikbaar ben en bel mijn familie dat ik eraan kom.

Eén zin.
It giet oan.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter