Baby, Lees, Peuter

Geen tijd om te haasten

“Kom op Mads, even meewerken. We moeten zo weg, je mag spelen met de kindjes bij de Bijtjes.” Ik hoor het mezelf die ochtend meerdere malen tegen mijn peuter zeggen. Jesse, de baby, besluit twee minuten voor vertrek nog even zijn schone romper, broekje én t-shirt onder te poepen en de hond trippelt driftig heen en weer, in de hoop dat wij zien dat ze nu echt wel nodig moet plassen. “Jij doet Jesse en de hond maar,” snauw ik mijn man toe. Mads verstopt zich samen met brandweerman Sam en bijbehorend wagenpark onder tafel. Voor de twaalfde keer probeer ik die ochtend, die nog maar net begonnen is, tot tien te tellen. Dat lukt net niet.

“Verdorie Mads,” werp ik hem venijnig toe, “het is nu afgelopen. Ik tel tot drie. Als je dan niet onder die tafel vandaan bent dan kom ik je halen.” Met een drakenhoofd daagt hij me uit. Natuurlijk blijft hij zitten, dit vindt hij alleen maar leuk. Maar ik niet en verlies het schaars aanwezige geduld. Ik sleep hem onder de tafel vandaan. Het maakt geen indruk. Natuurlijk wil hij zijn kleren en zijn schoenen niet aan, geen afscheid nemen van zijn speelgoed, niet doen wat ik zeg. Met een opgeblazen hoofd, een chagrijnige peuter en een lijf vol onrust zitten we uiteindelijk toch in de auto. Alleen de baby lijkt blij. Op naar de kinderopvang.

“Mammie,” klinkt het voorzichtig als we de auto daar parkeren, “ik wil thuis spelen.” De gebroken toon in zijn stem schudt mij even wakker. In zijn ogen zie ik dat hij het meent. Ik realiseer me dat het enige wat hij mij vanmorgen tussen alle strijd door probeerde te vertellen, was dat hij een paar minuten wilde spelen met zijn speelgoed. In alle rust. Thuis. Daar zat ik dan met een opgejaagde peuter die helemaal nog niet klaar was voor vandaag. En een moeder waarbij de tranen nog net niet over het randje stroomden. Geen wonder dat hij mij vervolgens niet los wilde laten. Of ik hem.

“Wij zijn vanmorgen weer net iets te laat opgestaan waardoor we als van die drijfhonden achter onze kudde schaapjes aanjoegen. Ik wil dat niet meer,” zeg ik ’s avonds tegen mijn man. De volgende dag doen we het anders. Ik zet de wekker iets eerder. Smeer alvast wat broodjes. Maak de jongens om zeven uur wakker, laat ze eerst even spelen, zet ze aan tafel en druk ondertussen zelf ook wat brood naar binnen. Gevolgd door koffie. Wonder boven wonder gaat het aankleden allemaal redelijk soepel en zitten we nog geen uur later op de fiets, zijn we op tijd bij de opvang en kost het Mads veel minder moeite om zijn draai te vinden. Hij geeft me zelfs een kus bij het weggaan. Ik word spontaan verliefd.

Met een super relaxt gevoel, maar bovenal een warm hart loop ik naar buiten. Terwijl ik snel mijn telefoon check, loop ik bijna tegen een bord op. ‘Ik heb vandaag geen tijd om te haasten,’ staat er op. Ik geloof dat ik een nieuw motto heb.

Van achter het behang tot over je oren

foto staand boekBij deze column van Daniëlle moest ik heel erg denken aan het hoofdstuk ‘Schiet nou eens op!’ uit mijn boek Van achter het behang tot over je oren. In dat hoofdstuk kun je lezen hoe je relaxed het ochtend- en avondritueel doorkomt. Ik schreef het boek ‘Van Achter het behang tot over je oren’ samen met Miloe, Eva Bronsveld en Roos Schlikker (oftewel, de ontploetermoeders).

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter