Lees

Eindbaas

Natanja blogt over haar leven als moeder van een dochter van tien en een zoon van zeven. Ze heeft eindelijk de spelcomputer in huis die ze als kind al wilde….

Sinds kort hebben we een spelcomputer. In mijn jeugd was dat een unicum. Mijn beste vriendin had een Game Boy, maar ze had óók een broer en een zusje. Dat betekende vechten om dat ding als eerste te bemachtigen, en vervolgens trappelend staan wachten op je beurt. Op zijn zolderkamer herbergde haar broer een heuse Commodore 64, met zo’n cassettebandje in een klepje. Hij gedoogde ons af en toe in zijn domein, en bij hoge uitzondering mocht ik een spelletje op zijn computer spelen. Machtig vond ik dat.

Fast forward naar dertig jaar later. Eindelijk staat er een doos met een spelcomputer op mijn keukentafel. 

En ja hoor, na wat installatiewerk verschijnen ze in digitale lijve, binnen handbereik, op mijn televisie. Mario, Luigi, Toad, Nabbit, Princess Peach. Volwassen als ik ben laat ik de kinderen het spits afbijten. Wippend zit ik op mijn stoel ernaast. Kijkend naar de scherpe pixels, die visuals, die vormgeving. Zelfs het opgewekte xylofoongetingel van het themamuziekje maakt me gelukkig. Kijk die wéreld, zoveel mooie levels! Genietend kijk ik toe.

Totdat ik zelf de controller in handen krijg. 

We spelen een duopartijtje. Dat betekent op elkaar wachten, niet op elkaars hoofd springen of de ander voor de voeten lopen, want je zult toch verzwolgen worden door een agressieve piranha-plant. Samenwerken dus. Mijn dochter is mijn eerste partner in crime.

‘Tóe nou’, roep ik haar luidkeels tot de orde.

En daar gaan we. Go go go! We hebben maar zoveel minuten. Dóór wil ik! Maar mijn tienjarige houdt zich niet aan mijn strategie. Waarom laat ze de grootmaakpaddestoel in het ravijn verdwijnen? Hoezo zwemt ze zich dood tegen een zee-egel? Waarom stopt ze met rennen waardoor ik in mijn superspeedmodus prompt tegen haar op stuiter? Op het puntje van mijn stoel beweeg ik driftig het joystickje heen en weer. ‘Tóe nou’, roep ik haar luidkeels tot de orde. ‘Wácht nou!’ vervolg ik. ‘Hállo, loop nou door, let óp joh, jémig!’

Tijdens mijn overlevingstocht hoor ik ergens in de verte mijn man zijn stem. ‘Je speelt samen met je kind hè, houd je daar een beetje rekening mee?’ Oh ja, natuurlijk. Ik adem diep uit en probeer mijn enthousiasme, pardon, fanatisme, de kop in te drukken. Dat lukt 30 seconden. Aan het einde van het level kop ik de vlag in en belanden we bij de eindbaas. Mijn hartslag stijgt. ‘Pák hem meid, tóe, maak een koprol, spring, já, hoeraaaaa we hebben ‘m!!’ Juichend spring ik op en draai me naar mijn teamgenoot. Mijn klamme handen veeg ik lachend af aan mijn spijkerbroek. ‘Poe hee, dit is tof!’
‘Ja mam, goed gedaan.’ Aarzelend kijkt ze me aan. Blij geef ik de controller door aan mijn zoon. 

‘Ik vind het superleuk dat we een spelcomputer hebben gekocht,’ zeg ik die avond als we met zijn vieren aan tafel zitten. ‘Het werkt ook écht ontspannend.’ Tevreden neem ik een hap pasta. Het lachsalvo dat daarop volgt is drie huizen verderop te horen. Verbaasd kijk ik op. Drie paar grinnikogen kijken me aan. 
‘Noem je dat ontspanning mam?’ lacht mijn dochter. ‘Nou, sorry dat ik het zeg,’ vervolgt ze, ‘maar morgen game ik in mijn eentje.’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter