Lees

Dropping

‘Je wordt samen met je neven en nichten naar een plek gebracht in het bos. En vanaf daar moet je dan zelf de weg terugvinden.’
Er verschijnt een diepe frons in Quins voorhoofd. Hij kijkt naar de punten van zijn schoenen.
‘Hoe komen we daar dan?’ vraagt hij bozig.
‘Daar word je met de auto heen gebracht.’
‘Is het dan al donker?’
‘Ja.’
‘Oh. Dus ik kan niet zien waar we rijden?’
‘Nee. Je krijgt zelfs een blinddoek om.’
‘Een blinddoek?’
‘Ja, iets voor je ogen, zodat je niet kunt zien waar je heen gebracht wordt.’
(…)
Ik ga verder. ‘En vanaf die plek moet je dus met elkaar de weg terug naar huis zien te vinden.’
Quin kijkt me onderzoekend aan. Alsof hij wil checken of ik geen grapje maak.
‘Maar ik ken het hier helemaal niet!’
‘Nee, dat klopt…’
Weer die diepe frons.
‘Er lopen wel twee ouders mee, hoor, voor het geval jullie echt verdwalen,’ zeg ik luchtig.
Bij het woord verdwalen kijkt Quin op. Hij raakt altijd een beetje in paniek als we verkeerd rijden. Als we even niet weten waar we precies heen moeten. Of als de navigatie ons de verkeerde op stuurt. Grapjes om de sfeer luchtig te houden, worden dan niet gewaardeerd. Hij wil op die momenten precies weten waar hij aan toe is en heeft behoefte aan duidelijkheid. Afgelopen zomer reden we tot twee keer toe door een tunnel bij Parijs van 10 kilometer. Met elke kilometer groeide zijn onrust. Het feit dat we altijd weer op de goede weg komen, altijd weer thuis komen, deert hem weinig.
Zijn ogen worden zo groot als schoteltjes.
‘Hoeveel kilometer zijn we dan weg van hier?’ vraagt Quin nu een beetje geïrriteerd over zoveel onduidelijkheid.
‘Een paar kilometer, denk ik.’
‘Ik wil het precies weten, mam.’
‘Anderhalve kilometer.’
‘Maar dat is heel ver!’
Ik zwijg. Quin en ik zitten naast elkaar op een stoel in de schaduw naar onze familie te kijken. We hebben familieweekend met zo’n vijftig neven, nichten, ooms, tantes, opa’s en oma’s. Voor de avond is er een dropping georganiseerd voor de oudere kinderen. Een nicht trok  me net aan de mouw met de vraag om de dropping alvast een beetje in de week te leggen.
‘Wat denk je ervan, ga je mee?’ vraag ik hem.
Boos om zoveel onnozelheid kijkt Quin me aan. ‘Ik ga toch niet in het pikkedonker naar een plek, ergens hier in het bos, waarvan ik niet weet waar die is!!???’ roept hij hard. Om zijn argumenten kracht bij te zetten zwaait bij driftig met zijn handen in de lucht. ‘Ik weet dan de weg toch niet!!!???’
Als ik opzij kijk, zie ik dat het hem menens is en ik loop over van trots. Hij weet zo goed wat hij wel wil en wat niet.

Dat een dropping ook spannend kan zijn, juist omdat je niet weet waar je bent. Juist omdat je met z’n allen door het bos loopt en dat je sámen de weg probeert te vinden. Dat het spannend en leuk kan zijn, begrijpt hij niet.
En geef hem eens ongelijk.

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter