Lees, Peuter

Dodenherdenking

Drie tel ik er. Drie vlaggen halfstok. Er staat bijna geen wind. Ze hangen naar beneden als haren om neerbuigende hoofden. Alsof ze zelf ook wel weten dat het nu niet gepast is om uitbundig te wapperen.

Lieve ziet ze ook.
“Hé, ik zie weer vlaggen! Is het weer Koningsdag?”
“Nee,” zeg ik.

Ik denk na over de rest van mijn verhaal. Want ik weet al dat ze gaat vragen naar waarom de vlaggen er dan hangen. En wat ga ik dan zeggen? Waar begin ik met uitleggen? Doden, herdenken, oorlog. Het zijn te grote woorden voor een meisje van drie.

Gisteren zagen we een dood vogeltje op het pad. Een kleintje nog. Z’n vleugeltjes waren nog niet volgroeid, z’n huid was nog niet bedekt met veertjes. Je kon er bijna doorheen kijken. Hij lag met z’n buik omhoog, het snaveltje met het puntje naar boven.
“Ach kijk nou. Een dood vogeltje.” Ik ga door mijn hurken om het beter te bekijken. Lieve legt haar loopfiets neer en loopt naar me toe. Ze bekijkt het beestje aandachtig.
“Ja, die is even aan het rusten, denk ik.”
“Nee, hij is dood. Dan kan-ie niks meer.”
“O. Heb ik overheen gereden?”
“Nee, ik denk dat-ie hier al lag.”

Als het al zo moeilijk is om uit te leggen wat de dood precies is, hoe leg je dan uit dat er ook mensen zijn die anderen moedwillig de dood in jagen? Van mij mag Lieve niet iets afpakken van Pepijn als hij ergens mee speelt. Zoals ik ze ook leer dat je moet wachten als het stoplicht op rood staat. De verontwaardiging is groot als we dan tijdens het wachten toch door een volwassene voorbijgefietst worden. Er zijn dus grote mensen die zich niet aan de regels houden. Oorlog is afpakken voor volwassenen. En afpakken mag niet.

“Waarom zijn die vlaggen dan?” vraagt ze.
“Het is dodenherdenking.”
“O. Mag ik een ijsje?”
 

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter