Lees

Dat piepstemmetje

Quin en ik zijn naar het theater geweest en daarna nog uiteten. Buiten is het al donker als we in de bus terug naar huis zitten. Quin vertelt, praat en roept luid en duidelijk over alle dingen die hij ziet. ‘Zie je dat, mama, daar rijdt de bus 301. Die reed bijna door rood! Zag je dat?’

Als we onze halte naderen, zeg ik: ‘Quin, als we straks thuiskomen, doe je je pyjama aan en ga je direct naar bed, ok?’
Hij kijkt naar buiten en staart naar zijn spiegelbeeld. Ik zie zijn gezicht betrekken. Zijn mond verandert in een strakke streep en bijna onzichtbaar laat hij zijn hoofd een stukje zakken. Ik recht mijn schouders en ben direct waakzaam. Gespitst op wat komen gaat.
Ik weet precies wat hij denkt en wilt, en toch vraag ik hem wat er is. Heel kort kijkt hij me aan om vervolgens zijn blik weer op zijn handen te richten. Hij geeft geen antwoord.
‘Het is al heel laat, Quin,’ leg ik hem nog maar een keer uit.
Quin fronst zijn wenkbrauwen. In zijn voorhoofd, vlak boven zijn rechteroog ontstaat een kuiltje. Die zit daar altijd als hij iets onverwachts moet verwerken.
‘Wat is er nou ineens?’ vraag ik nog een keer. Van een zelfverzekerde jongen lijkt hij binnen een fractie veranderd te zijn in een onzeker muisje.
‘Nouhou… Ja, maar ik wil…’ hoor ik hem haperend piepen. Als een havik die zijn prooi in het vizier krijgt draai ik mijn hoofd in één ruk zijn kant op. Ongemerkt maak ik mijn ogen groot.
Quins schouders trekken nog iets verder omhoog.

Bij die eerste zeurderige en ontevreden klanken, voel ik mijn nekharen direct overeind komen, en mijn cortisolgehalte bereikt in één klap een alomvattend hoogtepunt. Ik ben in opperste staat van paraatheid en Quin wéét dat.
Als in een slowmotion bal ik mijn vuisten en slik. Eén keer. Twee keer. In gedachte tel ik tot tien.
Naast me draait Quin onrustig heen en weer op zijn stoel. Het lijkt of alle gesprekken in de bus zijn stilgevallen.

Net als ik mijn mond wil open doen, gaat er bij Quin een lampje op. Alsof hij zich ineens weer lijkt te herinneren wat ik hem al duizenden keren heb gezegd. Zijn gezicht breekt open.
De oplossing lijkt daar.
Hij schraapt zijn keel en met een opvallend duidelijke stem zegt hij: ‘Ik wil eigenlijk nog even tv kijken voordat ik naar bed ga. Mag dat?’
Ik laat mijn schouders zakken en slaak een zucht van verlichting. Mijn handen ontspannen en mijn haviksblik kalmeert.
‘Natuurlijk, jongen.’
Ik sla mijn arm om hem heen en hij kruipt tegen me aan. Stil is het allang niet meer in de bus.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter