Lees

Dat lust ik niet

Ingelise is moeder van drie kinderen (11, 10 en 6). Ze blogt over haar leven als (werkende) moeder en wat haar daarin allemaal verwondert.

‘Mammaaaa, wat eten we vandaag?’ Nauwelijks heb ik een voet over de drempel van de BSO gezet, of mijn zoon gilt de in ons gezin meest gestelde vraag door de hele ruimte. Ik heb weinig zin om ons weekmenu te delen met alle andere ouders die hun kroost ophalen en daarom mompel ik binnensmonds iets terug over rijst met kip, groenten en een sausje. De theatraal teleurgestelde blik die ik krijg teruggeworpen zegt al genoeg.  ‘Dat lust ik niet,’ verkondigt hij op luide toon, terwijl hij zijn jas en tas van de kapstok haalt. Zijn grote zus die net komt aanlopen legt troostend een arm om hem heen. ‘Morgen kookt papa weer. Dan krijgen we andijviestamppot. Met worst.’

Als het van ver komt, word ik er meestal blij van

Ik zucht diep en neem mijn verlies. Zelf ben ik nooit een grote fan geweest van de traditionele Hollandse pot. Ik ben lekker eten pas gaan waarderen toen ik de keukens op reis leren kennen. Pittige Thaise curry’s, Mexicaanse tortilla’s of Libanese mezze: het maakt me niet uit, als het van ver komt, word ik er meestal blij van. En zo wilde ik als moeder mijn kinderen ook leren eten. Ik zou ze kennis laten maken met allerlei smaken en langzaam klaarstomen tot culinaire wereldburgers. Van die kinderen die enthousiast aanvallen op een bord zeevruchten in een chique Frans restaurant. Of die uit eigen beweging kiezen voor een gestoomde artisjok.

Helaas waren mijn kinderen als baby al helemaal geen enthousiaste alleseters. De zorgvuldig door mij gestoomde en gepureerde hapjes met pompoen en kokosmelk spuugden ze met een vies gezicht uit. Laat staan dat ze openstonden voor exotischere smaken. Wel aten ze zonder mopperen grote hoeveelheden gekookte bloemkool en flauwe sperziebonen. En nog steeds worden ze allemaal zielsgelukkig van een traditioneel agv-tje: gekookte aardappels met erwtjes en worteltjes uit een pot, en een stukje vlees erbij. Zelfs spruitjes gaan er goed in. Met lede ogen moet ik aanzien dat ik moeder ben van drie vleesgeworden Hollandse aardappeleters.

Mag ik een boterham met pindakaas?

Thuisgekomen zet ik de pannen op tafel en schep de borden op. ‘Mag ik een boterham met pindakaas,’ vraagt mijn zoon, die nog steeds met het gezicht van een oorwurm kijkt. ‘Nee, gewoon eten wat de pot schaft,’ beslis ik streng.  Met lange tanden neemt hij muizenhapjes van de rijst, terwijl hij sliertjes groenten uit de saus vist en op mijn bord legt. Ik doe of ik het niet zie. En ook de laag ketchup die mijn middelste over haar rijst spuit negeer ik. ‘Weet je wat ik wel een keer zou willen proberen, mama?’ vraagt mijn oudste dochter van bijna twaalf dan met volle mond. ‘Falafel, dat schijnt heel lekker te zijn!’ Ik sla mijn ogen ten hemel.  Yes! Er gloort hoop aan de culinaire horizon!

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter