Kleuter, Lees

Beste vriend

Ik tekende mijn contract voor mijn baan als moeder viereneenhalfjaar geleden. De functieomschrijving was wel iets rooskleuriger dan de werkelijkheid, maar hé, welke werkgever sleutelt daar niet een beetje aan? Jij was mijn werkgever, en ik jouw werknemer. Althans, een soort van.

Met al mijn enthousiasme sprong ik ’s nachts lachend mijn bed uit om vervolgens op het aanrecht een heus laboratorium te openen voor het maken van jouw flesje. Dat flesje dronk je gulzig en dankbaar op, waarna we beiden weer tevreden naar dromenland vlogen.

Ik knuffelde je eindeloos, we wandelden samen en ik hees je – achteraf gezien veel te vroeg – in een schommel. Ik prakte tot in den treure zelf hele bloemkoolvelden en appelbomen voor jou, en jij at ze met smaak op (nou ja meestal dan). Ik badderde je lekker lang, want we hadden toch tijd genoeg (in het begin). Ik smeerde super healthy boterhammetjes voor je, met kipfilet en mosterd-dille-shit. Zomaar, omdat je dat het lekkerst vond. Ik kreeg voor het eerst kusjes van je en je had me vanaf dat moment op een roze wolkje zitten.

In de loop der jaren moesten mijn benen telkens een tandje harder en sneller lopen, wat met momenten rennen werd. Vanaf de wc pot riep je mijn hulp, ik was je personal tandenpoets assistent, tijdens het snijden van je zigeunerschnitzel week ik niet van je zijde, mijn hand was daar tijdens het afstappen van je fiets, en mijn andere hand was er tegelijkertijd voor het vasthouden van je schooltas. Met, zo bleek wanneer je sliep, daarin nog 1 ¼ boterham met chocoladepasta, zes halve snoeptomaten en een peperkoekplak met voortandafdruk.

Je zei elke dag ‘mama, je bent mijn beste vriend.’ Ik rende aan die woorden soms voor bij, besef ik nu. Want ja, jij bent ook míjn beste vriend. Of zoals ik je altijd noem, mijn beste maat. Later maakte ik daar mijn mattie van want ik moest toch een beetje meebuigen met het modern Algemeen Beschaafd Nederlands.

Tot het moment dat jij en ik afgelopen week samen een film keken. Ik kroop dichter tegen jou aan dan jij tegen mij. (Hé? Dit was ‘vroeger’ altijd andersom?) Je deelt, tussen de transformerende robots en vijf dubbelde salto makende Ninjas op tv, mee dat mijn trui lelijk is. En dat ik morgen geen handkusjes hoef te geven voor de raam van de klas. Gewoon zwaaien is ook wel genoeg. Ik vraag of een handstand voor de raam wel door de beugel kan, maar zuchtend negeer je mijn opmerking.

‘Je bent mijn beste vriend,’ zeg ik uit wanhoop.

‘Benjamin is mijn beste vriend’ zegt jij.

Haal adem. Tel vierentwintig keer tot tien. Huil niet. Het is de leeftijd. Jongens kunnen niet zonder hun moeder. Relativeer de boel.

Vanavond is de oranje Tony dan maar míjn beste vriend.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter