Lees

Bang voor je baby…

Al een aardig tijdje volg ik Gerty op Twitter. Waar ze gevat en grappig uit de hoek komt over haar leven als moeder en vrouw van. Maar toen kreeg ze haar jongste zoontje. En lukte het haar niet meer om vrolijk en gevat te zijn, want ze belandde in een postpartum depressie. Deze week las ik haar laatste berichten die me recht in het hart troffen en vroeg ik of ik haar verhaal mocht delen. Omdat ze vast niet de enige is. Omdat delen helpt. En om andere te laten zien dat er hoop is.

“Zaterdag 20 maart ben ik jarig. Dan is het op de kop af zes maanden geleden dat ik huilend tegen mijn man zei: ‘Laat ze me maar opnemen.’ Ik zag geen toekomst meer, geen licht, geen enkele mogelijkheid tot (over)leven. Mijn hoofd, mijn ziel, mijn lijf…. ze konden niet meer. Het was op. In de zes jaar na de geboorte van onze dochter (een huilbaby) kreeg ik twee miskramen, vruchtbaarheidsbehandelingen, stierf mijn lieve schoonmoeder, die een zeer prominente rol in mijn leven had, stierf onze geweldige hond, verhuisde mijn werkplek en raakte ik zwanger, waarna er een pandemie uitbrak. In de zomer van 2020 werd ons tweede (in mijn hoofd vierde) kind geboren. En toen was het klaar. Genoeg.

Als hij me zou zien, zou hij vast gaan huilen

Maandenlang overtuigde ik mezelf ervan dat onze baby vast een huilbaby zou worden. Ik maakte mezelf gek door antwoorden te zoeken op het internet. Antwoorden die niet bestaan, want iedereen doet maar een dotje en een baby is geen robot die geprogrammeerd kan worden. Als de baby wakker was, legde ik hem in de box en bleef ik uit de buurt. Want als hij me zou zien, zou hij vast gaan huilen. En zijn huilen triggerde alles. Ik stond constant aan. Want als hij huilde, betekende dat voor mij dat ik iets fout had gedaan. Ik had iets over het hoofd gezien. Ik was te laat of te vroeg. En als hij eenmaal begon met huilen, zou hij nooit meer stoppen. Hij zou blijven huilen, voor altijd. In ieder geval tot zijn 18e.

Als ik hem knuffelde, voelde dat geforceerd. Ik overschreeuwde mijn eigen, diepe angsten door overdreven naar hem te lachen, liedjes te zingen, druk te doen in de hoop dat hij mij één van zijn schaarse lachjes zou bieden. Want hij mocht dan een tevreden baby zijn, heel vrolijk was hij niet. Uiteraard was dit ook mijn schuld. Volgens mijn hoofd. Eigenlijk voelde hij niet als mijn kind. Hij zou bij wijze van spreken ieders kind kunnen zijn, maar het lot had mij met hem “opgescheept”. En hem met mij.

Toch kroop ik langzaam maar zeker (met professionele hulp, maar ook onvoorstelbaar veel liefde en steun uit mijn sociale netwerk) telkens een stukje uit dat diepe dal. Een paar weekjes terug begon ik mijn werkzaamheden in de zorg weer rustig op te pakken en ging de baby naar de opvang. Telkens als ik hem ophaalde, merkte ik dat dat hij op mij reageerde als op ieder ander. Als hij zijn zus zag, verscheen er een grote grijns op zijn gezicht. Maar keek hij naar mij, dan draaide hij zich ook weer weg. Geen teken van herkenning. Vond ik. Uiteraard was ook dat mijn schuld. Ik huilde tegen mijn man: ‘wat nou als ik hem niet genoeg kansen heb kunnen bieden om zich veilig aan me te hechten. Wat als die gruwelijke postpartum depressie ons belemmerd heeft in het opbouwen van een band?’

Mijn lief zei dat hij zeker wel een band tussen ons zoontje en mij zag. Maar ik zag het niet. En het was MIJN SCHULD.

Ik kom hem wel halen als hij beter is

En toen werd de kleine verkouden. Na een week zag ik dat er verbetering in zat. Ik bracht hem naar de opvang en vierde mijn 12,5-jarig jubileum op het werk. Vroeg in de middag belde de opvang me. De kleine had koorts. Het liefst had ik gezegd: ‘dan kom ik hem halen als hij weer beter is,’ want de angst sloeg me om het hart. In plaats daarvan zei ik: ‘ik kom hem halen.’ Met lood in mijn schoenen haalde ik hem op. Vier dagen lang had hij hoge koorts, gaf hij over, plaste hij slecht, wilde hij niet eten, amper drinken en niet in zijn bedje. Hij wilde maar één ding: slapen bij mama. Vier dagen lang sliep hij overdag op mijn borst. Hij werd soms wakker voor een slok melk, bleef dicht bij mij op schoot wat tv kijken, om vervolgens zijn neusje weer in mijn trui te begraven en verder te slapen. In de nachten, die mij tot dan toe de meeste angst in hadden geboezemd, hield ik hem vast als hij jammerde, lag hij dicht tegen mij aan, sliepen we samen op de bank als het in bed niet wilde lukken.

Voor de eerst keer voelde ik me zijn moeder. Ik liet alles los. Een andere keus had ik ook niet. Ik hoefde niet bezig te zijn met slaaptijden, eettijden, wat wanneer, hoe, waarom. Ik hoefde alleen maar mijn kind tegen me aan te houden.

Het voelde als een eindbaas. Want al die maanden was ik het meest bang geweest voor een zieke, ontroostbare baby en wakkere nachten. Maar hij was niet ontroostbaar. Nooit geweest ook. En blijkbaar was ik er klaar voor en had ik het nodig. Begin deze week was hij koortsvrij en kreeg ik een andere jongetje terug. De hele dag zocht hij oogcontact, lachte hij constant naar me. Ik legde hem niet meer weg. Hij speelde naast en met mij. En ik kon hem knuffelen met mijn hart. Met mijn echtheid.

En toen ik hem ophaalde bij de opvang en hij mij in zijn zicht kreeg, strekte hij zijn armpjes naar me uit. Alsof hij al die maanden op me gewacht heeft. Mijn baby, mijn kind, mijn zoon, mijn Christian.

En nee; dit is niet het einde van mijn postpartum depressie. Maar het voelt wel als afsluiting van dat vreselijke begin en het begin van een nieuwe fase.

Een fase die ik met liefde aanga.”

Meer zien of lezen?

Wil je meer weten over dit onderwerp? In dit blog nam ik een paar boeken op over dit onderwerp. Niet alle boeken zijn meer verkrijgbaar in de winkel, maar wellicht kun je ze nog in de bibliotheek of tweedehands vinden.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter