Brenda heeft een zoontje van vijf, én een tweeling van bijna drie (een jongen en een meisje). En ze woont in de vinex van Utrecht
Ik stuur mijn bakfiets dwars door het centrum van Utrecht. De bak klappert op de stenen van de oude binnenstad. Het zonnetje schijnt zacht en overal zitten mensen. Studenten op gammele stoelen op de stoep voor hun huis, roseetje en bak chips erbij. Er liggen mensen in het park, volwassen kerels rennen achter een voetbal aan. Ze lijken allemaal nog lang niet van plan om naar huis te gaan. Dat waren nog eens tijden: doen wat je wilt, wanneer je wilt. Na het werk of studie op een terrasje neerstrijken, ach ja, ook nog even door naar de kroeg.
Ik trap verder, over de Bemuurde Weerd, en kom langs de kade waar ik vroeger, nog kinderloos en vrijgezel, vaak pootjebaadde. Er hangen veel voeten in het water, maar niet de mijne. Ik moet racen, want ik heb een werkafspraak gehad en moet snel de kinderen van het kinderdagverblijf en bso halen. De kade, het water en de rosé lonken, maar ik stuur mezelf richting de Gele Brug, alvast een beetje extra vaart makend.
Dat heeft me heel wat levensvreugdepunten gekost
Het is niet de echte naam van die brug, maar hij is nu eenmaal geel. Iedereen weet dat dat DE brug is die naar de vinex naast Utrecht leidt. Waar ik sinds zes jaar woon. Nóóit van mijn leven zou ik er belanden, nam ik me voor toen ik midden in bruisend Utrecht leefde. Ik was zelf opgegroeid in vinexwalhalla Almere, en dat heeft me wel wat levensvreugdepunten gekost. Maar toen kwam de grote kinderwens en behoefte naar meer ruimte en rust om me heen. En een tuin, dat leek me ook wel wat.
De rijen huizen die ik vroeger blokkendozen noemde, doemen inmiddels op. Licht, ruim en lekker praktisch vind ik die woningen nu. Ik zet mijn trapondersteuning nog een tandje hoger voor de laatste loodjes. Hoe dichter ik de vinex nader, hoe meer mijn heimweegevoel zakt.
De vinex blijkt namelijk hartstikke lekker; de kinderen spelen er op straat zonder van hun sokken te worden gereden, alles is dichtbij, alles is nieuw en ingericht op kinderen. Terrasjes en restaurants hebben trampolines en speelhoeken, op iedere straathoek tref je een speeltuintje. Vriendjes in overvloed. Een eigen oprit voor de auto. Ik ben een bakfietsmoeder geworden die alle voordelen ziet van wonen in het nieuw. Iedere week als de plastic-containers naar buiten moeten en in een rij op de juiste plek op de stoep staan gestald, gniffel ik om mezelf.
De hippe mensen op de kade, in het park en op de stoep van hun studentenhuizen kijken nu vast op hun horloge, om vervolgens te besluiten dat ze straks wel wat eten halen, in plaats van vlug de kinderen op te halen én te koken. Ik parkeer mijn moederschip voor de bso, hijs hem op zijn standaard. Ik kan niet wachten om zo drie paar armpjes om mijn nek te voelen. Ik denk niet meer aan die rosé op de kade, waar ik ongestoord van zou kunnen slobberen zonder ‘mama, mama’ in mijn oor. Heus, ik denk er niet meer aan.
Geen reacties