Als ik Quin ergens blij mee kan maken, dan is het wel met een bezoek aan de kapper. Hij houdt er niet van als vreemde mensen onverwacht aan hem zitten, maar bij de kapper gaat dat blijkbaar niet op. Dat gefrummel aan zijn hoofd, hij ontspant er zichtbaar van. Ik weet niet of het er iets mee te maken heeft dat ik hem tijdens het knippen van zijn haar per ongeluk in zijn oor knipte toen hij twee was. Maar die blik in zijn ogen zal ik niet snel vergeten.
Tot nu heb ik het altijd een beetje bij kunnen sturen. Zodat zijn haar wel leuk geknipt werd. Maar dat gaat me steeds minder goed af, merk ik. ‘Mam, ik wil geen kuifje. Ik wil gewoon plat.’ Hij benadrukt zijn woorden door met zijn handen de laatste plukjes haar die nog overeind staan plat te vegen. Ikzelf vind een kuifje of stekels véél leuker bij hem staan.
Inmiddels schudt hij resoluut nee als ik met de pot gel kom aanlopen. Soms ren ik met begelde handen achter hem aan om toch net dat likje in zijn haar te krijgen. Tot die keer dat Quin echt een beetje boos op me werd. ‘Ik wil het gewoon niet, mama!’
Roep ik zelf niet de hele tijd: je bent goed zoals je bent? Waarom is het zo belangrijk hoe zijn haar zit? En vind ik het niet veel belangrijker dat hij zich goed voelt en zelfvertrouwen heeft? Besmuikt moet ik toegeven dat ik niet bepaald het goede voorbeeld gaf.
Dus mag Quin dit keer zélf beslissen hoe hij zijn haar wil. Ik ga me er niet mee bemoeien en heel hard op mijn tong bijten als het nodig is.
Trots neemt hij plaats op de kappersstoel. De kapster vraagt hoe hij het hebben wil, maar kijkt mij aan. ‘Nee,’ schud ik mijn hoofd. ‘Quin mag ik het zelf bepalen. Ik zeg niets!’ Quin glundert van oor tot oor. ‘Ik wil het overal helemaal kort,’ zegt hij stellig maar zacht. Hij moet duidelijk nog even wennen aan al die ruimte die hij krijgt om zelf te beslissen. ‘Maar zal ik het dan hierboven op je hoofd iets langer laten?’ vraagt de kapster via de spiegel aan Quin.
Vragend kijkt hij mij aan, niet wetend wat te zeggen. ‘Nee, volgens mij wil hij het echt helemaal gemillimeterd. Toch Quin?’ Quin knikt en kijkt hoopvol naar de kapster. ‘Ik denk dat jou dat inderdaad heel goed staat,’ antwoordt ze enthousiast en geeft mij een knipoog. Als de kapster de tondeuse op zijn hoofd zet, draait mijn maag zich even om. Maar als ik zijn blik vang, neem ik mezelf met een brok in mijn keel voor nooit meer voor hem te beslissen. Deze blik is goud waard.
Geen reacties