Lees

Van je familie moet je hebben

“Hoe heet het ook alweer wat we dit weekend gaan doen, mama?”
“Een familiereünie.”
“O ja.”
“Dan komt de hele familie van oma bij elkaar. Tante Maria komt dus ook. En je nicht Gaby.”
“Jeej! (…) Maar hoezo komen zij ook dan?”
Soms verbaast het me dat het idee familie nog steeds niet helemaal is ingedaald. Want we hebben het er best vaak over.
“Tante Maria is de zus van oma, weet je nog?”
“O ja.”
“Oma heeft in totaal vier zussen en zeven broers. En al die broers en zussen hebben weer kinderen en die hebben ook weer kinderen. Dus het wordt best een drukke boel dit weekend.”
“Ja. Maar het is wel een fa-mi-lie-re-u-nie, toch mama?” Zijn trots tijdens het uitspreken van dat moeilijke woord is bijna voelbaar. “Dus het is geen familieweekend, zoals jij elke keer zegt.”
“Oh. Oké.”

Dit weekend hadden we dus familiereünie. Dat betekent in ons geval: met z’n zeventigen een boerderij afhuren en een heel weekend kletsen, eten, drinken én slecht en kort slapen omdat er – alsof het een traditie is – altijd weer een clubje net iets te luidruchtig net iets te lang blijft doorpraten bij het kampvuur terwijl de alcohol rijkelijk vloeit.
We zijn ermee begonnen toen mijn opa en oma zeventig werden. Zij zijn al bijna twintig jaar niet meer onder ons – en de generatie erná heeft inmiddels de zeventig al bereikt – maar de reünies gaan met een regelmaat van twee, drie jaar met onverminderd enthousiasme voort. En de groep groeit nog steeds.

Nu is Quin niet zo gek op grote groepen.
Bij een enkeling weet hij al vaak niet wat hij moet zeggen, laat staan bij een hele rits ooms en tantes die hem verwachtingsvol aankijken en vragen hoe het met hem gaat. Ik kan me nog van de vorige reünie herinneren dat hij het zo lastig vond zich een houding te geven dat hij het hele weekend een tijger nadeed. Die de handen van anderen likte en in hun gezicht brulde, dat dan weer wel. Dat was zíjn manier van contact maken.

Hoe anders is dat dit jaar.
Waar Quin vaak minimaal een uur nodig heeft om zich een beetje op zijn gemak te voelen, speelde hij dit keer vijf minuten na aankomst al met zijn neefje.
“Hoe heet jij ook al weer,’’ hoorde ik hem vragen. “Zullen we samen voetballen?”
Het is ontroerend om te zien hoe goed hij zich voelt onder familie. Ik heb hem niet vaak, zó veel horen lachen en zien rennen. Af en toe moest er nog wel even gebruld worden, maar dan keken zijn neefjes alleen even op, en dan werd er gewoon weer verder gevoetbald.
Geen opgetrokken schoudertjes. Geen boze buien.

Op de laatste dag zitten Quins oma en haar zus naast elkaar in het zonnetje een kopje koffie te drinken. Quin zat ze al een tijdje van een afstandje te bestuderen.
“Het lijkt wel of jullie familie zijn!” roept hij ineens.
Het kwartje valt.  “Daarom lijken jullie stemmen zo op elkaar!”
Dat gevoel van herkenning, zo veel gelijkenis, dat moet wel familie zijn…

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

1 Reactie

  • Reageer Ome Paul 20 september 2017 at 12:20

    Mooi verteld, Inge! De familie-reunie is voor mij vooral zo ongelooflijk genoeglijk om weer te zien wat een prachtige variatie aan interessante en lieve mensen uit (oa) Gradus en Henriette zijn voortgekomen!
    En Quin neemt daarbij een bijzondere, originele plek in!

  • Laat je reactie achter