Ik houd mijn adem in, zodat het golfslagbad waar mijn buik tegenwoordig op lijkt verandert in een gladgestreken 25-meterbad. Mijn ietwat vettige haarbos zwiep ik nonchalant naar achter, op een manier die in ieder geval in mijn hoofd lijkt op hoe Pamela dat ook in haar rode badpak deed twintig jaar geleden. Ik vervloek mezelf om mijn blotebillengezicht zo zonder make-up en draai iets naar links, waardoor de cellulitis onder mijn rechterbil slechts schaduw lijkt. Mijn missie is geslaagd. Hij kijkt. Naar mij.
Sinds een paar weken ga ik op woensdagochtend met Benja babyzwemmen. Omdat ik watervrees wil voorkomen, het heerlijk vind om quality time met hem te hebben en hij daarna van vermoeidheid zo drie uur slaapt en ik lekker m’n eigen ding kan doen zonder me daar schuldig over te voelen. Dat ik daarvoor ook zelf in bikini moet neem ik op de koop toe. Alsof er doordeweeks iemand in het zwembad te vinden is voor wie ik er goed uit moet zien. Nooit gedacht dat mijn in donkere krochten weggestopte competitiedrang zo snel naar de oppervlakte zou zwemmen.
Want terwijl ik mensen die anderen op hun uiterlijk beoordelen vaak kortzichtig vind, doe ik zelf in het verwarmde water waar zwaartekracht niet bestaat precies hetzelfde. Wanneer we met z’n allen in een kring kinderliedjes zingen en in het water spatten, vergelijk ik mezelf met de andere moeders. Ik wil de mooiste zijn. De slankste. De knapste. Jammer genoeg eindig ik volgens mijn eigen nauwkeurige berekeningen ergens in de middenmoot.
Terwijl ik Benja weer aankleed beloof ik mezelf plechtig dat ik ook – of misschien wel juist – in het zwembad mijn uiterlijk niet meer vergelijk met dat van anderen. Omdat ik daar onzeker van word, en omdat ik Benja wil leren dat het niet om uiterlijk maar om innerlijk draait. Dan moet ik wel zelf het goede voorbeeld geven. Op dat moment komt er iemand naast me staan. Hij legt zijn zoon op het aankleedkussen naast ons en begint op kinderlijke toon tegen Benja te praten: “En hoe oud ben jij dan?” Sinds ik me in de wereld van ouders begeef weet ik dat er nu van mij wordt verwacht dat ik antwoord. “5,5 maand,” lach ik, aangenaam verrast door dit mannelijk schoon. Na een gesprekje over koetjes en kalfjes loop ik zo zelfverzekerd mogelijk weg. Onder het mom van ‘ben ik niets vergeten’ draai ik me nog een keer om. Hij kijkt. Naar mij. En niet naar al die andere moeders. Ik schiet op mijn ranglijst linea recta omhoog naar plek 1. Dat voelt goed! En heel slecht, want mijn voornemen om niet op uiterlijk te focussen heeft nog geen vijf minuten standgehouden. Ik ga volgende week in m’n wetsuit naar babyzwemmen.
Geen reacties