Lees

Tafels

‘Quin, wat is drie keer vier?’
‘…’
‘En zeven keer drie dan?’
‘…’
Quin krijgt de tafels er maar niet in.

Het heeft me best een tijd gekost voordat ik een beetje begreep hoe Quin werkt. Want, hoe ingewikkeld is het nou eigenlijk, de tafel van twee? Dan was ik zichtbaar gefrustreerd omdat hij na weken oefenen het antwoord nog steeds niet wist. Of omdat hij gewoon echt veel te lang over het antwoord deed.
‘Ben je het nou aan het uitrekenen of ben je de tafel van vier vanaf één aan het opdreunen in je hoofd?’
‘Geen idee.’ Dat is ongeveer zijn mantra op al mijn onbegrijpelijke vragen die ik stel.
‘Wat zie je in je hoofd dan als je aan vier keer vier denkt?’
‘Geen idee.’
Adem in, adem uit.
‘Ok, wat is vier keer vier?’
‘Acht?’
‘Nee, Quin, vier KEER vier, niet vier PLUS vier,’ sputter ik met een mimiek die zoveel onbegrip uitstraalt dat ik er zelf ook bang van word.

Hoeveel graden Celsius het is in de kern van de aardbol, lepelt hij moeiteloos op. Hoeveel jaar de aarde al bestaat en hoe ver de maan van de aarde verwijderd is, weet hij tot na de komma nauwkeurig. Maar de tafel van drie kan hij niet onthouden.

Het eerste obstakel heb ik gelukkig al vrij snel kunnen tackelen. Bij tafels hebben we het niet over tafels waaraan je zit te eten, maar dat is een naam die we hebben gegeven aan het vermenigvuldigen. Die uitleg zorgde voor veel opluchting, zag ik. Quin had al die tijd geen idee gehad waar hij mee bezig was.

Inmiddels snap ik dat. Bijna elk woord roept wel vragen bij hem op. Dan zie ik zijn ogen in vraagstand schieten en trekt hij zijn schoudertjes op. De tafel van drie? Wat voor tafel? Vier keer vijf? Keer? Hoezo keer? Twee maal twee is… Maal? Hij ziet het gewoon niet voor zich.

Ja, dan duurt het heel lang voordat je antwoord kunt geven. En op school is het toch echt de bedoeling dat hij de antwoorden eruit ‘spuugt’. De tafels blijven een abstract begrip voor Quin.

Maar ik ben niet voor één gat te vangen, dus probeer ik het nog eens op een andere manier. Ik leg de tafel van vier met koffiebonen uit op de eettafel. Zodat hij voor zich ziet wat de tafel van vier precies is en wat we eigenlijk aan het doen zijn. Op mijn rekenmachientje heb ik uitgerekend dat ik daar 220 koffiebonen voor nodig heb.

Als ik hem later op de schommel overhoor, lijkt het kwartje te zijn gevallen.
‘Vier keer vier is…?’
‘Zestien!’
Niet eerder gaf hij zo snel antwoord. Ik glim van trots. Op hém, maar ook op mezelf.
‘Mama?’
Ondertussen heb ik hem alweer een tafelvraag gesteld, maar het antwoord blijft hij me schuldig.
‘Als je voor de tafel van vier 220 bonen nodig hebt, hoeveel bonen heb je dan nodig voor de tafel van zes, mama? Achtmiljoentweehonderdvijftigduizend ofzo?’

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

1 Reactie

  • Reageer Esther 27 juni 2018 at 20:24

    Heb je als een gekeken of jij jouw zoon in een beelddenker herkent?

    https://www.ikleeranders.nl

  • Laat je reactie achter