Marloes is moeder van Willem (8 jaar) en Guusje (5 jaar) en blogt over haar rommelige en drukke leven.
‘Marloes gaat leuk met anderen om, maar zou best spontaner kunnen zijn.’ Ik schiet onwillekeurig in de lach als ik de tekst lees in een rapport uit 1989. Zeven jaar was ik. Was ik niet spontaan? Blijkbaar niet. In mijn herinnering had ik altijd zin in school en had ik veel vriendjes en vriendinnetjes. Was ik tegen de leerkracht niet spontaan? Wat een gekke tekst naar een meisje van zeven, denk ik bij mezelf en ik lees snel verder.
Ik zit op de grond met een stapel rapporten. Als je gaat verhuizen gaat er van alles uit het verleden door je handen. Vandaag zijn het mijn oude schoolrapporten.
‘Ze kán aardig werken, helaas is ze met haar gedachten vaak ergens anders. Wat gaan we daar aan doen?’ Bij deze woorden van meester Fred zie ik opeens dat blonde meisje in de klas zitten, ze is rustig, school is leuk, maar soms ook een beetje saai en af en toe ook moeilijk. Als ik de meester niet aankijk, krijg ik de beurt niet, dacht ik toen. Als ik onzichtbaar ben, val ik niet op.
Als ik hogerop wil komen, moet ik mijn best gaan doen
In de rapporten van groep 5 en 6 moet vooral het rekentempo omhoog. Mijn resultaten zijn fantastisch, toch hebben mijn juf en meester het over mijn “onweersbuien”. Ik zie het paarse rekenboek opeens weer voor me. Rijen en rijen sommen. Staartdelingen maken. Als ik snel mijn werk af had, kreeg ik er nog dertig bij, nee dan wachtte ik wel even met werken.
In groep 7 staat er naast een eindeloze rij ‘goedjes’ enkel de opmerking: rekentempo is lager. Ik haal mijn schouders op voor het meisje van 10 dat er geen zin meer in had. Weer die saaie sommen, kwam er ooit een einde aan? In groep 8 vindt meester Martin mijn rapport met achten, negens en tienen ‘heel aardig’, maar -en het staat er echt- als ik hogerop wil komen, moet ik toch echt mijn inzet laten zien.
‘Ik denk dat je meer in je mars hebt.’ ‘Het geheel is keurig, maar ik denk dat je beter kunt.’ ‘Volgens mij heb je nog niet echt laten zien wat je allemaal kan.’ Ik maak een stapeltje van mijn rapporten, en er vallen een paar kwartjes in mijn hoofd. Het altijd knagende gevoel dat ik méér moet doen, komt misschien hier wel vandaan.
Direct neem ik een besluit: zo ga ik het nooit doen voor mijn leerlingen. Al word ik er kotsmisselijk van, ik zal ze overladen met complimenten. Focussen op wat wél goed gaat en ze dan nog beter maken. Ik zal de cheerleader aan hun zijde zijn, zodat ze nooit hoeven te twijfelen: doe ik wel genoeg?
Geen reacties