Lees

Proefles

Natanja blogt over haar leven als moeder van een dochter van tien en een zoon van zeven. Vandaag over die van zeven, die al heel wat sporten heeft geprobeerd, maar het nog niet helemaal gevonden lijkt te hebben.

Sporten. Zó belangrijk. Als rechtgeaarde moeder moet je beweging bij je kinderen natuurlijk enorm motiveren. Helaas trof mij het geluk dat het sport-gen bij mijn zoon lijkt te ontbreken. Al jaren zijn we op missie om een sport te vinden waar hij plezier in heeft. Voetbal, freerunning, honkbal, karate, you name it. Geen enkele proefles, ook niet meerdere lessen achter elkaar, leek een schot in de roos. Nooit had ik na de les een enthousiast kind naast me in de auto. Ik zag onzekerheid, weerstand. De trainer was te streng, de andere kinderen gemeen. Het was saai, of duurde te lang. Niets bracht flonkering in zijn ogen.

Toch besloot ik de moed erin te houden. Niet sporten was (nog) geen optie. We zouden blijven zoeken. 

De volgende proefles werd gepland. Dit keer werd het tennis. Ik kocht een kek nieuw trainingspak zodat hij kon shinen op het gravel. Toch steeg, naarmate de proefles dichterbij kwam, bij zoon de weerstand. Dagenlang riep hij niet te willen gaan, thuis te blijven, dat stomme tennis was niets voor hem. Ik keek naar hem. Was was dit toch? Die enorme spanning die het bij hem opriep? Waar was hij bang voor? Vroegen we teveel van hem? Moest ik dit gedoe wel willen? 

Snikkend laat zoon zich in zijn trainingspak hijsen.

Dan breekt de woensdag aan. D-day. Snikkend laat zoon zich in zijn trainingspak hijsen. Rustig vertel ik dat hij gewoon de les gaat volgen, hij er nog geen mening over kan hebben zonder het een keer uit te proberen en dat hij het heus wel zal overleven. De woede-uitbarsting die daarna volgt negeer ik. 

Tot ik bij het punt kom dat ik het zielig voor hem begin te vinden. Da’s een gevaarlijk punt. Dat is het punt waarop de moederbeer in mij haar jong wil beschermen, en de pedagoog overbrult die ik op dat moment hoor te zijn. Ik app mijn man die op zolder zit te werken. ‘Zullen we het afzeggen?’ ‘No way,’ krijg ik terug. ‘Dan is ieder nieuw ding vanaf nu af te ketsen door twee dagen te huilen.’ Verstandige vader. Goed argument. 

Tussen de snikken door komt ineens een verklaring. ‘Maar zij kunnen het allemaal al, en ik nog niet.’ Aha! Daar hebben we iets te pakken. Dit kind vindt dat hij iets moet kunnen, nog voordat hij eraan begint. Poe hee, dat is een last om te dragen. Ik ga naast hem zitten, leg uit dat niemand dat van hem verwacht, en een training er juist voor is om iets te leren. Hij kalmeert. Ik hoop dat het helpt. Twee uur later vertrekt hij gelaten met zijn vader naar de les. Onrustig loop ik rond. Door zijn verdriet voelt het alsof ik hem voor de leeuwen gooi. Waarom gaan andere kinderen allemaal lachend naar hun sport, maar die van mij niet? 

Dan piept mijn telefoon. Mijn man. ‘Hij staat lekker de clown uit te hangen hoor! En huppelt aan een stuk door.’ Mijn hart maakt een sprongetje. Zou dit misschien iets voor hem zijn?

Bij thuiskomst komt zoon stralend naar me toe. ‘Mam, het was heel leuk!’ 
Van de weeromstuit schiet ik in de lach. Ik trek hem op schoot.
‘Moest je hier nu werkelijk twee dagen boos om zijn?’
‘Nee, het viel best mee. Volgende week wil ik weer. Mag ik dan een eigen racket?’
Ik knik, en zucht eens diep. Wat een gedoe is het toch, deze missie.
Plotseling werpt hij een blik bovenop mijn hoofd.
‘Hey mam, wist je dat je hier twee grijze haren hebt?’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter