Quin heeft een nieuwe hobby. Na maandenlang graafmachines binnenstebuiten te hebben gekeerd, is het blijkbaar tijd voor iets nieuws.
De eerste tekenen waren al snel zichtbaar: de Klokhuisaflevering over ons zonnestelsel keek Quin niet één keer, niet twee keer, maar wel vijf keer achter elkaar. Het was duidelijk dat er iets was wat hem triggerde.
Het magische, ongrijpbare, niet te bevatten zo grote heelal.
Als ik hem vraag waarom hij het Klokhuis zo vaak terugkijkt, antwoordt hij iets in de trant van: ‘Gewoon.’ Het is natuurlijk ook niet in woorden te vatten. Wat een aardse, onnozele vraag, moet hij gedacht hebben terwijl hij met zijn hoofd in de ruimte zat.
Die gigantische Melkweg met zijn planeten, kometen, meteorieten en sterren blijkt voor Quin een onuitputtelijke bron van verwondering. ‘Maar mama, hoe vér is het dan vliegen naar de zon, denk je? Een paar uurtjes?’ Ik leg hem uit dat het al een paar uur vliegen is naar Spanje, dus dat de zon echt véél langer vliegen is. ‘Ik denk dat het wel een heel jaar vliegen is.’ Quin valt bijna van de bank. ‘Een jaar?’ Ja, knik ik overtuigender dan ik me voel.
Thuis steek ik de open haard aan. Voor Quin een haakje om het toch weer over planeten te hebben: ‘Wist je dat de binnenkant van de zon wel 15 miljoenen graden is? Is dat net zo heet als dat vuur, mama?’
Verrukt over deze nieuwe interesse toog ik samen met Quin naar de bibliotheek waar we op zoek gaan naar boeken over het heelal. Voor het eerst van zijn leven zit hij nu op zijn kamer te lezen. Alleen. En komt dan naar beneden gerend met nog meer fascinerende feiten. Ik geniet me een ongeluk.
‘Wist je dat de zon eigenlijk een middelgrote ster is? En dat die ster het dichtst bij de aarde staat?’
‘Nee schat, dat wist ik niet.’
‘En wist je dat Neptunus vier keer zo groot is dan de aarde? En dat-ie blauw is?’
‘Nee.’
Vlak bij zijn bed hangt inmiddels een zonnestelsel te pronken.
‘Mama, wist je dat de zon over vier miljard jaar uitdooft?’
‘Zo, dat duurt nog wel even.’
‘Ja, ik denk dat ik dat niet meer mee zal maken.’
‘Dat denk ik ook niet, schat.’
‘Nee, maar de kinderen van de kinderen van de kinderen van Zora denk ik wel.’
En met die geruststellende gedachte valt hij in slaap. Een gelukzalige glimlach om zijn lippen.
Geen reacties