Marloes is moeder van Willem (7 jaar) en Guusje (5 jaar) en blogt over haar rommelige en drukke leven.
‘Ah, goed dat ik je zie, kan ik jou nog even spreken?’ De juf van Willem kijkt me ernstig aan en ik voel hoe mijn hart begint te bonzen in mijn keel. Wat heeft hij nu weer gedaan? De wc’s weer onder water gezet? Gevochten? Van woede onder de tafel gekropen of woorden geroepen die niet voor kindermonden bestemd zijn? Over zo ongeveer alles ben ik de afgelopen vier jaar al in gesprek geweest op school. Met licht knikkende knieën loop ik achter de juf aan.
Als ze mijn ietwat paniekerige ogen ziet, stelt ze me snel gerust. ‘Het is niet iets ernstigs hoor’, begint ze en ik voel hoe ik iets rustiger wordt, ‘maar we hebben Willem het afgelopen jaar gezien en geobserveerd en, nou ja, ook besproken met elkaar.’ Voor mijn gevoel duurt het lang tot ze tot de kern komt en ik wil de woorden bijna uit haar mond trekken.
We moeten ervoor zorgen dat Willem plezier in school houdt
‘Ja kijk, wat ik dus heb gezien en andere leerkrachten ook, is dat we vinden dat Willems gedrag heel erg past bij hoogbegaafdheid. Hebben jullie daar weleens aan gedacht?’ Voordat ik kan antwoorden voegt ze eraan toe dat er een werkgroep ‘hoogbegaafdheid’ is die verder kijkt dan alleen het intelligentiedeel, maar juist ook naar gedragskenmerken.
In gedachten kijk ik naar mijn zoon die ver voor zijn eerste verjaardag begon te praten. Die van de ene hyperfocus in de andere valt. Van – uiteraard – dinosaurussen en planeten tot Japan en de prehistorie. Het zeer gevoelige kind dat niet stil kan zitten, ontzettend slordig is, licht ontvlambaar, met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid en een bizar goed geheugen. Die ene leerling die altijd afgeleid is, zijn werk saai vindt, van zijn stoel valt, al zijn schriften onder kliedert en moeite heeft met veranderingen.
‘Ja’, zeg ik tegen de juf, ‘daar hebben wij ook weleens aan gedacht’. En ik voel hoe ik het tegelijkertijd ook een beetje lastig vind. Het is niks ernstigs hoor, zei ze net. ‘We moeten er vooral voor zorgen dat Willem plezier in school houdt’, gaat ze verder. ‘Plezier in school kríj́gt’, verbeter ik haar, ‘want hij vindt het best gezellig hoor, maar vooral ook heel erg saai en stom wat hij allemaal moet doen.’ Zijn juf knikt en vertelt over het volgende schooljaar, groep 5. Dat we met elkaar gaan bekijken hoe we Willem gaan uitdagen.
‘Mam wist je dat ik 120 kilometer per uur kan rennen, echt net zo snel als een auto!’ Ik kijk hem lang aan tijdens het avondeten. ‘Nee schat, dat kun je echt niet, sorry, dat is onmogelijk.’ Hij zucht geïrriteerd. ‘Jawel, kijk maar naar mijn hand, die kan ik ook met 120 kilometer per uur bewegen.’ Hij zwaait met zijn handen voor mijn neus. Hoogbegaafd, ik weet het niet hoor, we zullen zien.
Geen reacties