Lees

Nachtmerrie

Natanja is moeder van een dochter (10 jaar) en een zoon (7 jaar). Het liefst is ze 24/7 de begripvolle moeder, maar dat is nog niet altijd even makkelijk.

Midden in de nacht schrik ik plotseling wakker. Wat nu weer? Ik droomde over paradijselijke eilanden, mét cocktails en zon, zonder harde lockdowns. Iets of iemand trekt me daar bruut uit. Ik til m’n hoofd op van het kussen en hoor de stem van mijn zoon vanaf de overloop.

‘Mam? Ik had een enge droom.’
‘Ik kom eraan,’ fluister ik.

Néé, denk ik ondertussen. Ik wil niet. Ik wil slapen. Een nachtmerrie aanhoren betekent fungeren als begripvolle moeder die haar kind glimlachend weer instopt, maar alles in mijn slaapdronken lijf protesteert en wil nu niet beschikbaar zijn. Snapt ‘ie wel hoe koud het is buiten mijn donzen dekbed? Ik mag dan in no time wakker worden van ieder geluidje – zo’n goede moeder ben ik dan weer wél – maar werkelijk moeten opstaan en handelen voelt als een brug te ver. Laat staan dat ik liefdevol knikkend een droom aanhoor waar geen touw aan vast te knopen is. En er is ook al niemand die me nu koffie aanbiedt. 

Een stem in mijn hoofd scandeert ‘kan ik al weg?’

Terwijl ik opsta soezen mijn hersenen zalig verder. Volledig wakker worden is geen optie, dan ben ik een kwartier verder. Focus, denk ik knikkebollend, focus. Ik moet mijn plicht nakomen, kinderangsten de das omdoen en eventuele tranen drogen. Op de tast loop ik de zoldertrap af, in het donker mis ik bijna een trede. Verdwaasd hang ik even aan de trapleuning, maar ik weet zonder kleerscheuren de overloop te bereiken. 

Zoon ligt alweer in bed, zijn nachtlampje brandt. Met tollend hoofd zoek ik een plekje op de rand van zijn bed. ‘Moppie, wat vervelend voor je,’ zeg ik op mijn liefst, maar een stem in mijn hoofd scandeert ‘kan ik al weg?’
‘Vertel, waar droomde je van,’ zeg ik, zo alert mogelijk. Ik sper mijn ogen wijd open. Negeer mijn innerlijk protest. Hij moet natuurlijk niet denken dat zijn verhaal me niet interesseert.

‘Nou het was heel eng, ik liep naar school en stak de straat over en toen kwamen er allemaal roze struisvogels achter me aan.’ Ondanks de slaap die aan me rukt schiet ik in de lach. Verontwaardigd kijkt hij me aan. ‘Máma, ze pikten allemaal naar me en het was heel eng.’ 

‘Dat snap ik moppie. Dat is ook spannend.’  Ik slik mijn lach in, kijk heel meelevend en geef hem gapend een knuffel. Ik hoop dat deze dosis aandacht voldoende is.
‘Je kunt nu weer verder slapen, denk maar aan iets héél leuks, dan is de nacht snel voorbij.’ Hij nestelt zich onder de dekens en laat zich stevig instoppen. Gelukkig, ik kan weer naar mijn warme bed. Daar visualiseer ik palmbomen en een ruisende branding. Terwijl ik wegzak tel ik geen schapen, maar pikkende roze struisvogels. En, bedenk ik me slaperig, morgen krijg ik er weer zoveel voor terug. 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter