“NEEE!” klinkt het uit vanuit het diepste van mijn buik als ik in m’n spiegel een auto zo’n beetje m’n achterruit in zie verdwijnen. Een keiharde knal duwt me naar voren. BAM!
M’n hart bonkt in m’n lijf. M’n nek doet pijn. De tijd staat stil. Ik kan niet denken. Stilte. Eén, twee, drie. Dan: hard gehuil van de baby. De peuter volgt. Zo snel als ik kan plant ik de auto op de vluchtstrook. Ik heb geen flauw idee of het ernstig is. “Mama! Mama!” huilt de peuter overstuur. Het gekrijs van de baby snijdt door m’n ziel.
“We gaan zo praten. Jij belt eerst een ambulance. Ik wil dat hun nekjes gecheckt worden,” zeg ik tegen de vrouw die vol m’n trekhaak inreed. Dan pas ziet ze de jongens. In haar ogen zie ik het branden.
Ik bel m’n schoonouders. “Willen jullie nu komen? Ik heb een aanrijding gehad met de jongens.” Ik bel m’n man en richt me daarna op de kids. Een kalm en kordaat handelende vrouw in mij neemt het over.
Vanaf de achterbank klinkt wanhopig gehuil. “Rustig maar liefje. Nee ik weet niet waar je speen is. Ik denk even weggevlogen. We moesten ineens zo hard stoppen. Ik ga hem zo zoeken maar kan er nu niet zo goed bij,” vertel ik mijn peuter kalm. De baby aai ik over zijn natte, rode wangetjes. Het liefst zou ik ze eruit halen en platknuffelen. Maar we staan niet veilig.
Al gauw komen de ambulance en politie. “Oh kijk! De ambulance komt speciaal bij jou kijken!” Met een lach tussen zijn tranen door draait hij zich om. Hij begroet ze met glunderende ogen. Poeh, dat stelt me gerust.
De vrouw die ons aanreed komt naast mij staan. De baby begint lief te lachen. “Gelukkig kun je nog wel lachen!” zijn de woorden die opgelucht haar mond verlaten. Terwijl de broeders zich ontfermen over de jongens, ontstaat het gesprek. “Het is echt zo dom. Ik was met m’n navigatie bezig en toen…” Ik bedenk me hoe gevaarlijk dom het inderdaad is. Dat ze ons zoveel meer aan had kunnen doen. Maar ik weet ook dat ik dezelfde fout wel eens maak. Misschien schrik ik daar nog wel het meeste van. “In een split second is het gebeurd. Laten we hier allemaal onze les uit trekken,” antwoord ik haar.
Met de jongens is gelukkig niks aan de hand. Ik regel nog een foto met de politieagent voor mijn zoontje en zwaai ze uit. M’n schoonouders nemen ze mee naar huis.
“Ja ik weet gewoon niet wat ik in m’n nek voel. Het tintelt wel, maar dat kan ook opwinding zijn.” mompel ik tegen de leuke broeder voor mij. “Ik bedoel adrenaline,” voeg ik snel toe en voel me ongemakkelijk worden. We kunnen er allebei om lachen.
Voor mij rest nog wat papierwerk. “Ik heb mijn lesje wel geleerd vandaag,” zegt de dame. Ik ook. De ‘wat als’ vragen komen langzaam voorbij. Ik hoef er niet lang bij stil te staan. Godzijdank kan ik vanavond mijn jongens nog naar bed brengen. Maar het gebeurt te vaak dat het verhaal anders eindigt.
Geen reacties