Natanja blogt over haar leven als moeder van een dochter van 11 en een zoon van 8. En waar ze allemaal tegenaan loopt. Soms is dat vooral tegen zichzelf…
‘Mam? ik kan weer niet slapen.’ Zachtjes stommelt mijn zoon de trap af, de badstof capuchon van zijn ochtendjas over zijn bleke koppie. Voor de derde avond op rij staat hij huiverend van moeheid in de woonkamer. Normaal gaat ‘ie liggen, wordt er gelezen en verdwijnt hij daarna naar dromenland. Dat lijkt ineens niet meer te lukken.
‘Kom eens zitten. Vertel, wat gaat er in je om.’ Hij kruipt naast me op de bank. Mijn man komt erbij zitten. ‘Ik weet het niet,’ zegt hij schouderophalend. Dan komen de tranen. Zachtjes: ‘Ik ben gewoon klaar met corona.’ Stevig trek ik hem tegen me aan. Weken quarantaine, regels die maar niet versoepeld werden, zijn beste vriendjes op afstand – want zat hij niet in quarantaine, dan zaten z’n matties het wel – af en toe is hij er volledig klaar mee. ‘Ik begrijp het heel goed,’ zeg ik tegen hem, ‘het is ook niet niks.’ Hij krult zich nog wat verder op. Na wat te eten en drinken, goed uithuilen en een kus begeleidt mijn man hem weer naar boven.
Zodra de deur achter hen sluit begint mijn hoofd te malen. Soms ben je bang dat je ook je minder geweldige genen aan je kinderen doorgeeft, nou, dit onderwerp is er een van. Ik kan enorm van het leven genieten, maar ben op sommige momenten niet de grootste pretletter. Dan word ik wakker met een wolk boven mijn hoofd, en kan de dag volledig overschaduwd zijn. In mijn studententijd ging dat echt goed mis. Toen zakte ik, zonder het aan te zien komen, weg in de dieptes van een nietsontziende depressie. Met als absolute dieptepunt het moment dat ik me op een maandagochtend meldde bij een psychiater van de crisisdienst. Mijn angsten en paniek, het wezensvreemd voelen en het losgezongen zijn van de wereld om me heen kon ik niet meer verdragen. Ik was kwijt.
Ik hoop al jaren dat deze aanleg tot somberen aan mijn kinderen voorbij gaat
Gelukkig ben ik door de jaren heen een stuk evenwichtiger geworden maar toch, ik hoop al jaren dat deze aanleg tot somberen aan mijn kinderen voorbij gaat. Ik gun ze oeverloos optimisme en het leven altijd van de zonnige kant kunnen bekijken. Terwijl ik aan mijn zoon denk blijkt de hele gedachtegang over die periode en aan de andere kant de angst dat het zich bij mijn bloedjes herhaalt geen goede combi. De riedel ontvouwt zich in pakweg twee minuten van ‘lastig, dat hij even zo’n dip heeft’ tot het kaliber ‘zie je wel, hij is depressief, en dat heeft ‘ie aan mijn genen te danken’. Mijn man vindt me snotterend op de bank.
‘Oh jee’, zegt hij.
‘Wat moeten we hier nou mee?’ vraag ik panisch. ‘Straks wordt hij nooit meer blij. Straks is hij óók kwijt.’ Sussend gaat hij tegenover me zitten. ‘Het is een lastige tijd voor hem. Alles lijkt uitzichtloos en steeds de veerkracht opbrengen om met de veranderende situatie om te gaan is echt niet makkelijk. Ik ga de komende dagen veel met hem bewegen, we letten op zijn bedtijd, we houden negatief gedoe buiten de deur, en dan wordt het vanzelf lente. Ook in zijn hoofd. Echt. Maak het niet te groot.’
‘Te groot, te groot’, mompel ik, maar ik weet dat hij gelijk heeft. Dit dipje is echt niet direct een depressie. Ik droog mijn tranen en haal diep adem. Ik kan beter wat ik leerde om met de sluimerende bewolking in mijn hoofd om te gaan gebruiken om hem weer op weg te helpen. Als ik ergens ervaringsdeskundige in ben, is dat het.
Geen reacties