“NEE,” zegt Benja terwijl hij het bord van zich af duwt. Penne is zijn lievelings, maar dan wel droog. Die rode saus met groene stukjes erover hoeft hij niet. Iets wat hij al weet zonder te proeven. “Ik ben hier zo ontzettend klaar mee,” reageer ik geïrriteerd. “Samen eten moet toch gezellig zijn? Nou, hier wordt het strijdtoneel elke dag rond zes uur ‘s avonds opgebouwd.”
Heel even denk ik dat het onze eigen schuld is. Hadden we die eerste jaren maar verse hapjes moeten bereiden in plaats van kant-en-klare potjes in de aanbieding moeten inslaan. Waarschijnlijk betalen we nu de prijs voor onze gemakzucht van toen. Maar Joost sust mijn schuldgevoelens. “Ken jij een vierjarige die wél lachend groente eet? Ik denk dat we ons er gewoon bij neer moeten leggen. Het gaat vanzelf weer over.” Maar me neerleggen bij iets wat me niet bevalt, daar ben ik niet zo goed in. Ik houd van actie. Problemen zijn er om op te lossen en uitdagingen bestaan om aan te gaan. Gegeten zal er worden dus, en snel. Strijdvaardig ga ik aan de slag met ‘Operatie beter eten’.
In de weken die volgen laat ik Benja helpen bij het koken. Verstop ik de groente. Bedenken we samen recepten. Doen we met z’n tweeën boodschappen. Word ik niet boos als hij mijn culinaire hoogstandjes verafschuwt. Beloof ik een toetje met slagroom en smarties als hij zijn bord leeg eet. En laat ik duidelijk zien hoe gelukkig ik zelf van eten word. Maar het zet allemaal geen zoden aan de dijk. Om hem toch te laten eten, stap ik het drijfzand in. “Benja, wij eten vanavond boerenkool, maar omdat jij dat niet lekker vindt krijg je vanavond nóg een keer je lievelingsmacaroni.” Hij staat nog net niet juichend op de bank en vraagt als zijn bord na vijf minuten leeg is of hij nog wat mag. Als ik de volgende dag vertel dat we nasi eten en hij vraagt wat híj dan krijgt, weet ik dat ik moet maken dat ik wegkom. Als ik me hieraan overgeef is hij binnen de kortste keren net zo kieskeurig als zijn opa, die jarenlang alleen witte bonen in tomatensaus at.
“Ik geef het op,” zeg ik uiteindelijk moedeloos tegen Joost. “We hebben nog één troef in handen,” reageert hij geheimzinnig. “Appelmoes!”. Sindsdien eet Benja (bijna) alles. Van kipkerrie tot spinazie en van couscous tot broccoli. Met appelmoes als smaakmaker vindt hij het opeens wel te hachelen. ‘Operatie beter eten’ is sinds die ontdekking dus heel overzichtelijk. Het enige wat ik nog hoef te doen, is appelmoes meenemen bij de boodschappen. Maar laat ik nou net dat zijn vergeten afgelopen zaterdag…
2 Reacties
Appelmoes! Ja, geweldig idee! Als ik bij anderen aangaf dat mijn dochter geen groente eet, en sowieso bijna niks lust hoorde ik standaard: je moet haar ook geen appelmoes geven want dat leert ze helemaal nooit iets eten.
Tja helaas maar zo makkelijk ging dat niet….
Mijn dochter lust namelijk ook geen appelmoes….
yoghurt over het eten hielp hier. Op zich waren het geen slechte eters, maar alles ging beter met yoghurt.