‘Waarom,’ had ik gezegd terwijl ik op de bank plofte, ‘voer ik hier alle gesprekken over angsten, verdriet, zorgen, twijfels en onzekerheden? Waarom lijk ik alleen een sleutel tot op slot gedraaide kinderharten te bezitten? Sinds wanneer zijn elektrisch geladen tieners mijn specialiteit?’
Mijn man had afwezig opgekeken van zijn telefoon.
Ik had gezucht.
Mijn kinderen hebben een geweldige vader. Hij is voetbalcoach, maakt sinterklaassurprises, helpt bij moeilijke sommen, speelt urenlang Mens erger je Niet en Onderuit, stoeit, kampeert, knuffelt, maakt grapjes en leest voor. Hij doet ook nog eens de was, de vuilnis en de boodschappen, stofzuigt en maakt bedden op. Ik heb niks te klagen, zou je denken. Maar er is één onderdeel van de opvoeding dat ik alleen lijk te doen, en dat me soms uitput. De emotionele stormen over bed- en schermtijd, de broer-zus ruzies, de gesprekken in het donker over niet aan de beurt komen bij slagbal, over buikpijn als je niet weet hoeveel millimeter tien centimeter is, over ademnood bij een Cito, over vrienden die ineens met een ander mee naar huis gaan, over gierende zenuwen voor de musical. Ik veeg wangen droog, streel haren, geef slokjes water en slik brokken weg.
Verdriet van anderen kruipt onder mijn huid. Verdriet van mijn kinderen kruipt in mijn hart. Het moet, het hoort bij opgroeien maar ach en wee en nee.
Ik weet dat mijn man en ik geen uitzondering zijn, dat er veel betrokken vaders op het schoolplein staan, maar het emotiemanagement liever overlaten aan hun partner. Misschien is dat best logisch, slechts één generatie geleden werkten de meeste vaders vijf dagen per week buitenshuis. Kinderen leerden – hopelijk – van hun moeder over emoties en gevoelens, maar welk voorbeeld kregen de vaders van nu van hun vader? Konden ze met hem stoeien, ruzie maken en het weer uitpraten, leerden ze dat je ook als jongen mag huilen of was een vader iemand die af en toe aanschoof bij het eten en van zijn zoon verwachtte dat hij later ook hard aan het werk ging?
‘Jij neemt het al over als ik nog bezig ben om het op te lossen,’ had mijn man tien minuten na mijn zucht geantwoord.
Ik had een steek gevoeld. Want ja, hoezeer het me soms afmat, hoezeer ik wil dat hij een deel overneemt, ergens vind ik ook dat ik beter ben in emotiemanagement. En daarmee maai ik het gras voor zijn voeten weg.
De rol van vaders wordt chronisch onderschat
Ik denk aan het interview over vaderschap dat ik onlangs had met de Amerikaanse psycholoog Stephan Poulter. ‘De rol van vaders wordt chronisch onderschat,’ zei hij. ‘Ze zijn heel belangrijk in het leven van kinderen, ook als ze fysiek of emotioneel afwezig zijn. We zijn veel te veel gericht op de moeder.’
‘Oké,’ zei ik tegen mijn man. ‘Dan mag jij het nu een tijdje doen.’
En dus deed ik stappen terug, slikte in en wachtte af. Hij ging actiever communiceren, stelde duidelijkere grenzen, bleef staan als het moeilijk werd. Het kraakte, schuurde en piepte harder in huis, er werd geroepen ‘dat papa zooo irritant was en er niks van begreep,’ maar er gebeurde ook iets anders. De tiener vroeg ’s avonds vaker of papa nog even met wilde komen kletsen. De dochter vroeg hem of God bestond, hij vroeg haar of ze nog wel eens dacht aan die keer dat haar moeder ineens om was gevallen op straat. Ik zag langere knuffelsessies, hoorde vaker ‘ik hou van jou papa.’ Toen mijn man een paar dagen weg moest voor zijn werk, zei de tiener na nog geen 24 uur ‘ik mis papa zo.’
‘Stuur hem een appje,’ zei ik. ‘Dat vindt hij fijn.’
‘Weet je mam,’ zei hij terwijl hij de woorden intypte, ‘papa is echt een legend.’
Geen reacties