Kleuter, Lees

Kasteel

“Ja, je hebt gelijk. We nemen hem niet mee.” Terwijl ik de laatste etensresten van een bord schraap, praten mijn lief en ik over de verbouwing en verhuizing die ons te wachten staat. We besluiten om de piano niet mee te nemen. Ik speel er vrijwel nooit op, maar nu hij weggaat, ben ik er ineens van overtuigd dat ik best op les kan en deze keer wél ga oefenen en dat er in Lieve vast ook een Mozart zit. Ik loop naar het instrument en omzeil voor de honderdste keer het indrukwekkende Kaplakasteel dat al sinds vanmiddag pontificaal midden in de huiskamer staat. Toen Lieve me vanmiddag na het bouwen met een beteuterde blik vroeg of ze het moest opruimen antwoordde ik in een vlaag van verstandsverbijstering: “Nee, het mag wel even blijven staan.” Ik had gedacht dat Pepijn ‘m ondertussen wel omver gelopen zou hebben. Of de hond die al een paar keer met zijn staart rakelings langs een toren zwiepte.

Ik schuif mezelf achter de piano om me na een paar minuten af te vragen hoe ik dacht dat rustig pianospelen in een huis met twee kinderen mogelijk zou zijn. Nadat ik drie toetsen aangeslagen heb, staat Pepijn met zijn ellebogen erop te rammen, tettert Lieve ‘mamamamama’ in m’n oor en prikt ze me met een priemend vingertje in mijn arm als ik niet reageer. Als ze vervolgens de linkerkant van het klavier voor haar rekening neemt en ik aan beide kanten geflankeerd wordt door kindjes die het instrument waar ik net weer een herleefde liefde voor voelde behandelen als hamertje tik, ben ik het zat.
“Zo! Ik ben er klaar mee,” zeg ik en middenin het stuk klap ik het deksel dicht. Vier paar handjes schieten er onderuit. Dat is voor de twee het startsein om dan maar op elkaar te rammen, dus ik zwiep Pepijn over mijn schouder en been gefrustreerd de kamer uit.

En dan kom ik onderweg dat Kaplakasteel tegen. En dat Kaplakasteel had daar niet moeten staan. Want ik ben geïrriteerd en ik wil in één rechte lijn de kamer uitlopen. Voor ik het weet heb ik hem met mijn voet onderuit gehaald. De houten latjes kletteren op de vloer.

Kut. Kutkutkutkutkut. Wat doe ik nou?

Tien minuten geleden, sprak ik mijn lief nog vermanend toe toen Lieve met een zelfgefabriceerde toverstok aan het spelen was, daar bijna haar vader een oog mee uitstak en die mompelde: ‘ik breek dat ding straks in tweeën’. “Mooi voorbeeld zou dat zijn,” wijsneusde ik. En kijk wat ik nu doe!
Lieve zet het direct op een hartverscheurend huilen. Ik voel hoe mijn lief hoofdschuddend op de bank dit tafereel zit te bekijken. Ik wil Pepijn op de grond zetten en Lieve in mijn armen nemen en sorrysorrysorrydathadiknietmoetendoenikwerdboosmaarikvindjeheelliefsorrysorrysorry zeggen, maar dat gaat niet. Ik moet wachten tot ze gekalmeerd is en dan pas kunnen we het goedmaken, met dat bijltje hebben we helaas al eens vaker gehakt. Want dat temperament van ons, daar is geen enkel huis groot genoeg voor.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter