Lees

Het babygat

“Mam. Toen ik in jouw buik zat. Hoe kwam ik er dan uit?”

Het is kwart voor acht ‘s avonds. Inmiddels ligt Mads al een half uur in bed. Te ratelen. De ene vraag na de andere rolt eruit. Het begon vrij onschuldig over Sinterklaas. Waarom die man vroeger arme kindjes wilde helpen. En waarom de ‘meisjespiet’ steeds moest huilen, want Sinterklaas wilde haar toch helpen?

Van het onderwerp Sinterklaas switchten we moeiteloos naar geslachtsdelen.

“Mama, jij hebt toch geen piemel?”

“Nee, ik heb geen piemel schat. Maar een plasser.”

“Ohja. Maar papa heeft wel een piemel. En Jesse ook.”

“Ja, maar dat zijn ook jongens. Net als jij. Jongens hebben een piemel. Meisjes hebben een plasser.”

“Ja. Dat is zonder piemel, toch? Maar waar komt de plas dan uit?”

En zo praten we even door over piemels, plassers, gaatjes en ‘poepen doe je tussen je billen,’ aldus Mads.

“Maar mama, als ik nog een zusje krijg, komt die dan ook uit jouw babygat?” Als antwoord op zijn vraag over waar baby’s uit komen, heb ik geantwoord dat meisjes een speciaal gat hebben waar baby’s uit komen. Hij noemt dat vanaf nu het babygat.

“Ja, net als jij en Jesse. Maar Mads, je weet wel dat ik nu geen baby in mijn buik heb toch? Mama is niet zwanger.”

“Nee dat weet ik wel mama. Maar ik krijg toch nog wel een zusje? Dat wil ik graag. Want dan ben ik nog groter dan nu. Dan ben ik net zo groot als jij, als ik een zusje krijg.”

Hij wil zo graag grote broer zijn. Ik leg hem voor de 457e keer uit dat papa en mama niet weten of er nog een zusje komt, of we dat willen. En dat als ik toch ooit nog zwanger word, we niet kunnen kiezen. Dat het dan ook een broertje kan worden. “Ja dat weet ik wel mama. Maar ik krijg echt een zusje,” antwoordt hij en hij draait zich om. Ik laat het voor het gemak maar zo.

Het is inmiddels acht uur. Even is het stil. Ik hoor de stemmen van vrienden door de muren. Ik hoor ze lachen en kletsen. In Mads z’n kamer blijft het stil. De hoop op een slapende kleuter groeit. Net als mijn zin in dat glas wijn met die vrienden die beneden zitten.

Maar dan draait hij zich weer naar mij toe. Ik ben bang dat het nog niet klaar is. Dat ‘de vraag der vragen’ nog niet was gesteld. Er is namelijk altijd één vraag die gesteld moet worden vlak voor het slapen gaan, maar die soms al de hele dag in zijn hoofd zit. Welke het is, is altijd een verrassing. Maar dat hij komt, is zeker. Vandaag was het een voltreffer.

“Maar mam. Als ik dan uit het babygat kwam toen ik in jouw buik zat, hoe kwam ik er dan in?”

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter