Lees

Boze bui

Quin praat niet zo makkelijk over wat hij voelt. Of over wat hem bezighoudt.
Dus als ik vraag waarom hij boos is of verdrietig, moet ik het vaak doen met: ‘kweet niet.’ Of: ‘ik wil het er nu niet over hebben, mam.’ En dan druip ik meestal snel weer af.

En dat is soms best frustrerend. Dat ik de meeste tijd niet wéét wat er aan de hand is. Dat ik mijn stoere, dappere, gevoelige jongen met opgetrokken schoudertjes op de bank zie zitten en dat ik maar moet gissen wat er is. Is hij gespannen over de cito? Maakt hij zich zorgen over groep 4? Heeft hij ruzie met zijn vriendje? Mist hij opa en oma? Is hij verdrietig? Boos? Angstig? Heeft hij te veel prikkels gehad? Is-ie niet lekker? Of gewoon moe? Wat dan?

Maar soms, heel af en toe, lijkt het net of al mijn pogingen en investeringen toch iets moois te weeg hebben gebracht.

Quin zit mokkend op de bank.
Demonstratief met zijn armen over elkaar, een diepe frons in z’n voorhoofd  en een pruilmondje. Ik ken die blik inmiddels goed. Te goed misschien wel. Voor de zoveelste keer vraag ik wat er is. Waarom hij eerst wel met zijn klasgenootje wilde spelen en toen ineens niet meer. Tegen beter weten in leg ik toch een beetje bozig uit dat dit echt heel onaardig is. Dat zijn klasgenootje best een beetje verdrietig was toen ik haar uit onmacht maar weer naar huis stuurde. Ik vind toch dat Quin iets moet leren van deze situatie. Dat hij begrijpt wat het met een ander doet.

‘Ik voelde ineens een boze bui in mijn buik opkomen.’
Ik val bijna van mijn stoel. Deze volzin had ik niet aan zien komen. ‘Wat goed dat je dat zegt,’ krijg ik er nog net uit. ‘Kun je vertellen hoe dat komt?’
In de meeste gevallen is dit toch wel het hoogst haalbare. Quin haalt zijn schouders op. Ik kom naast hem zitten.
‘Probeer eens uit te leggen. Eerst wilde je wél met haar spelen en toen ineens niet?’
Met horten en stoten legt hij uit dat het klasgenootje soms lief is, maar soms ook niet. En dat hij dat gewoon niet zo goed begrijpt.
‘Dat kan ik me heel goed voorstellen, Quin. Dat is ook lastig.’ En blijkbaar was samen spelen, bij hem thuis, in zijn veilige haven, net even een brug te ver.
‘Dus toen voelde ik een boze bui opkomen,’ herhaalt hij nog maar eens alsof hij zelf ook best onder de indruk is van die zin. Ik kijk hem ontroerd aan en ineens barst hij in tranen uit. Van ontlading, denk ik, of misschien voelt hij míjn ontlading wel.

Ik trek hem naar me toe en sla mijn armen om hem heen.
Mijn hart maakt een vreugdedansje.

 

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter